Vervoeging van automatiseren

Onbepaalde wijs (infinitief): automatiseren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik automatiseer
    • jij automatiseert
    • hij/zij/het automatiseert
    • wij automatiseren
    • jullie automatiseren
    • zij automatiseren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik automatiseerde
    • jij automatiseerde
    • hij/zij/het automatiseerde
    • wij automatiseerden
    • jullie automatiseerden
    • zij automatiseerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geautomatiseerd
    • jij hebt geautomatiseerd
    • hij/zij/het heeft geautomatiseerd
    • wij hebben geautomatiseerd
    • jullie hebben geautomatiseerd
    • zij hebben geautomatiseerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geautomatiseerd
    • jij had geautomatiseerd
    • hij/zij/het had geautomatiseerd
    • wij hadden geautomatiseerd
    • jullie hadden geautomatiseerd
    • zij hadden geautomatiseerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal automatiseren
    • jij zult automatiseren
    • hij/zij/het zal automatiseren
    • wij zullen automatiseren
    • jullie zullen automatiseren
    • zij zullen automatiseren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geautomatiseerd hebben
    • jij zult geautomatiseerd hebben
    • hij/zij/het zal geautomatiseerd hebben
    • wij zullen geautomatiseerd hebben
    • jullie zullen geautomatiseerd hebben
    • zij zullen geautomatiseerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou automatiseren
    • jij zou automatiseren
    • hij/zij/het zou automatiseren
    • wij zouden automatiseren
    • jullie zouden automatiseren
    • zij zouden automatiseren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geautomatiseerd
    • jij zou hebben geautomatiseerd
    • hij/zij/het zou hebben geautomatiseerd
    • wij zouden hebben geautomatiseerd
    • jullie zouden hebben geautomatiseerd
    • zij zouden hebben geautomatiseerd
  • Imperatief

    • jij automatiseer
    • jullie automatiseert