Vervoeging van betrekken

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik betrek
  • jij betrekt
  • hij/zij/het betrekt
  • wij betrekken
  • jullie betrekken
  • zij betrekken

Indicativo presente

  • yo enzarzo
  • enzarzas
  • él/ella enzarza
  • nosotros enzarzamos
  • vosotros enzarzáis
  • ellos/ellas enzarzan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik betrok
  • jij betrok
  • hij/zij/het betrok
  • wij betrokken
  • jullie betrokken
  • zij betrokken

Indefinido

  • yo enzarcé
  • enzarzaste
  • él/ella enzarzó
  • nosotros enzarzamos
  • vosotros enzarzasteis
  • ellos/ellas enzarzaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb betrokken
  • jij hebt betrokken
  • hij/zij/het heeft betrokken
  • wij hebben betrokken
  • jullie hebben betrokken
  • zij hebben betrokken

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he enzarzado
  • has enzarzado
  • él/ella ha enzarzado
  • nosotros hemos enzarzado
  • vosotros habéis enzarzado
  • ellos/ellas han enzarzado

Voltooid verleden tijd

  • ik had betrokken
  • jij had betrokken
  • hij/zij/het had betrokken
  • wij hadden betrokken
  • jullie hadden betrokken
  • zij hadden betrokken

Pluscuamperfecto

  • yo había enzarzado
  • habías enzarzado
  • él/ella había enzarzado
  • nosotros habíamos enzarzado
  • vosotros habíais enzarzado
  • ellos/ellas habían enzarzado

Toekomende tijd I

  • ik zal betrekken
  • jij zult betrekken
  • hij/zij/het zal betrekken
  • wij zullen betrekken
  • jullie zullen betrekken
  • zij zullen betrekken

Futuro I

  • yo enzarzaré
  • enzarzarás
  • él/ella enzarzará
  • nosotros enzarzaremos
  • vosotros enzarzaréis
  • ellos/ellas enzarzarán

Toekomende tijd II

  • ik zal betrokken hebben
  • jij zult betrokken hebben
  • hij/zij/het zal betrokken hebben
  • wij zullen betrokken hebben
  • jullie zullen betrokken hebben
  • zij zullen betrokken hebben

Futuro perfecto

  • yo habré enzarzado
  • habrás enzarzado
  • él/ella habrá enzarzado
  • nosotros habremos enzarzado
  • vosotros habréis enzarzado
  • ellos/ellas habrán enzarzado

Conditionalis I

  • ik zou betrekken
  • jij zou betrekken
  • hij/zij/het zou betrekken
  • wij zouden betrekken
  • jullie zouden betrekken
  • zij zouden betrekken

Condicional

  • yo enzarzaría
  • enzarzarías
  • él/ella enzarzaría
  • nosotros enzarzaríamos
  • vosotros enzarzaríais
  • ellos/ellas enzarzarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben betrokken
  • jij zou hebben betrokken
  • hij/zij/het zou hebben betrokken
  • wij zouden hebben betrokken
  • jullie zouden hebben betrokken
  • zij zouden hebben betrokken

Condicional perfecto

  • yo habría enzarzado
  • habrías enzarzado
  • él/ella habría enzarzado
  • nosotros habríamos enzarzado
  • vosotros habríais enzarzado
  • ellos/ellas habrían enzarzado

Imperatief

  • jij betrek
  • jullie betrekt

Imperativo presente

  • enzarza
  • vosotros enzarzad

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van betrekken