Vervoeging van bevinden

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik bevind
    • jij bevindt
    • hij/zij/het bevindt
    • wij bevinden
    • jullie bevinden
    • zij bevinden
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik bevond
    • jij bevond
    • hij/zij/het bevond
    • wij bevonden
    • jullie bevonden
    • zij bevonden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb bevonden
    • jij hebt bevonden
    • hij/zij/het heeft bevonden
    • wij hebben bevonden
    • jullie hebben bevonden
    • zij hebben bevonden
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had bevonden
    • jij had bevonden
    • hij/zij/het had bevonden
    • wij hadden bevonden
    • jullie hadden bevonden
    • zij hadden bevonden
  • Toekomende tijd I

    • ik zal bevinden
    • jij zult bevinden
    • hij/zij/het zal bevinden
    • wij zullen bevinden
    • jullie zullen bevinden
    • zij zullen bevinden
  • Toekomende tijd II

    • ik zal bevonden hebben
    • jij zult bevonden hebben
    • hij/zij/het zal bevonden hebben
    • wij zullen bevonden hebben
    • jullie zullen bevonden hebben
    • zij zullen bevonden hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou bevinden
    • jij zou bevinden
    • hij/zij/het zou bevinden
    • wij zouden bevinden
    • jullie zouden bevinden
    • zij zouden bevinden
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben bevonden
    • jij zou hebben bevonden
    • hij/zij/het zou hebben bevonden
    • wij zouden hebben bevonden
    • jullie zouden hebben bevonden
    • zij zouden hebben bevonden
  • Imperatief

    • jij bevind
    • jullie bevindt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van bevinden