Vervoeging van bijstellen

Onbepaalde wijs (infinitief): bijstellen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik stel bij
    • jij stelt bij
    • hij/zij/het stelt bij
    • wij stellen bij
    • jullie stellen bij
    • zij stellen bij
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik stelde bij
    • jij stelde bij
    • hij/zij/het stelde bij
    • wij stelden bij
    • jullie stelden bij
    • zij stelden bij
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb bijgesteld
    • jij hebt bijgesteld
    • hij/zij/het heeft bijgesteld
    • wij hebben bijgesteld
    • jullie hebben bijgesteld
    • zij hebben bijgesteld
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had bijgesteld
    • jij had bijgesteld
    • hij/zij/het had bijgesteld
    • wij hadden bijgesteld
    • jullie hadden bijgesteld
    • zij hadden bijgesteld
  • Toekomende tijd I

    • ik zal bijstellen
    • jij zult bijstellen
    • hij/zij/het zal bijstellen
    • wij zullen bijstellen
    • jullie zullen bijstellen
    • zij zullen bijstellen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal bijgesteld hebben
    • jij zult bijgesteld hebben
    • hij/zij/het zal bijgesteld hebben
    • wij zullen bijgesteld hebben
    • jullie zullen bijgesteld hebben
    • zij zullen bijgesteld hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou bijstellen
    • jij zou bijstellen
    • hij/zij/het zou bijstellen
    • wij zouden bijstellen
    • jullie zouden bijstellen
    • zij zouden bijstellen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben bijgesteld
    • jij zou hebben bijgesteld
    • hij/zij/het zou hebben bijgesteld
    • wij zouden hebben bijgesteld
    • jullie zouden hebben bijgesteld
    • zij zouden hebben bijgesteld
  • Imperatief

    • jij stel bij
    • jullie stelt bij

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van bijstellen