Vervoeging van botvieren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik vier bot
    • jij viert bot
    • hij/zij/het viert bot
    • wij vieren bot
    • jullie vieren bot
    • zij vieren bot
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik vierde bot
    • jij vierde bot
    • hij/zij/het vierde bot
    • wij vierden bot
    • jullie vierden bot
    • zij vierden bot
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb botgevierd
    • jij hebt botgevierd
    • hij/zij/het heeft botgevierd
    • wij hebben botgevierd
    • jullie hebben botgevierd
    • zij hebben botgevierd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had botgevierd
    • jij had botgevierd
    • hij/zij/het had botgevierd
    • wij hadden botgevierd
    • jullie hadden botgevierd
    • zij hadden botgevierd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal botvieren
    • jij zult botvieren
    • hij/zij/het zal botvieren
    • wij zullen botvieren
    • jullie zullen botvieren
    • zij zullen botvieren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal botgevierd hebben
    • jij zult botgevierd hebben
    • hij/zij/het zal botgevierd hebben
    • wij zullen botgevierd hebben
    • jullie zullen botgevierd hebben
    • zij zullen botgevierd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou botvieren
    • jij zou botvieren
    • hij/zij/het zou botvieren
    • wij zouden botvieren
    • jullie zouden botvieren
    • zij zouden botvieren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben botgevierd
    • jij zou hebben botgevierd
    • hij/zij/het zou hebben botgevierd
    • wij zouden hebben botgevierd
    • jullie zouden hebben botgevierd
    • zij zouden hebben botgevierd
  • Imperatief

    • jij vier bot
    • jullie viert bot

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van botvieren