Vervoeging van botvieren
Onbepaalde wijs (infinitief): botvieren
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vier bot
- jij viert bot
- hij/zij/het viert bot
- wij vieren bot
- jullie vieren bot
- zij vieren bot
Présent
- je déchaîne
- tu déchaînes
- il/elle déchaîne
- nous déchaînons
- vous déchaînez
- ils/elles déchaînent
Onvoltooid verleden tijd
- ik vierde bot
- jij vierde bot
- hij/zij/het vierde bot
- wij vierden bot
- jullie vierden bot
- zij vierden bot
Indicatif imparfait
- je déchaînais
- tu déchaînais
- il/elle déchaînait
- nous déchaînions
- vous déchaîniez
- ils/elles déchaînaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb botgevierd
- jij hebt botgevierd
- hij/zij/het heeft botgevierd
- wij hebben botgevierd
- jullie hebben botgevierd
- zij hebben botgevierd
Indicatif passé composé
- j'ai déchaîné
- tu as déchaîné
- il/elle a déchaîné
- nous avons déchaîné
- vous avez déchaîné
- ils/elles ont déchaîné
Voltooid verleden tijd
- ik had botgevierd
- jij had botgevierd
- hij/zij/het had botgevierd
- wij hadden botgevierd
- jullie hadden botgevierd
- zij hadden botgevierd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais déchaîné
- tu avais déchaîné
- il/elle avait déchaîné
- nous avions déchaîné
- vous aviez déchaîné
- ils/elles avaient déchaîné
Toekomende tijd I
- ik zal botvieren
- jij zult botvieren
- hij/zij/het zal botvieren
- wij zullen botvieren
- jullie zullen botvieren
- zij zullen botvieren
Indicatif futur
- je déchaînerai
- tu déchaîneras
- il/elle déchaînera
- nous déchaînerons
- vous déchaînerez
- ils/elles déchaîneront
Toekomende tijd II
- ik zal botgevierd hebben
- jij zult botgevierd hebben
- hij/zij/het zal botgevierd hebben
- wij zullen botgevierd hebben
- jullie zullen botgevierd hebben
- zij zullen botgevierd hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai déchaîné
- tu auras déchaîné
- il/elle aura déchaîné
- nous aurons déchaîné
- vous aurez déchaîné
- ils/elles auront déchaîné
Conditionalis I
- ik zou botvieren
- jij zou botvieren
- hij/zij/het zou botvieren
- wij zouden botvieren
- jullie zouden botvieren
- zij zouden botvieren
Conditionnel présent
- je déchaînerais
- tu déchaînerais
- il/elle déchaînerait
- nous déchaînerions
- vous déchaîneriez
- ils/elles déchaîneraient
Conditionalis II
- ik zou hebben botgevierd
- jij zou hebben botgevierd
- hij/zij/het zou hebben botgevierd
- wij zouden hebben botgevierd
- jullie zouden hebben botgevierd
- zij zouden hebben botgevierd
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais déchaîné
- tu aurais déchaîné
- il/elle aurait déchaîné
- nous aurions déchaîné
- vous auriez déchaîné
- ils/elles auraient déchaîné
Imperatief
- jij vier bot
- jullie viert bot
Impératif
- tu déchaîne
- vous déchaînez