Vervoeging van defloreren

Onbepaalde wijs (infinitief): defloreren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik defloreer
    • jij defloreert
    • hij/zij/het defloreert
    • wij defloreren
    • jullie defloreren
    • zij defloreren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik defloreerde
    • jij defloreerde
    • hij/zij/het defloreerde
    • wij defloreerden
    • jullie defloreerden
    • zij defloreerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gedefloreerd
    • jij hebt gedefloreerd
    • hij/zij/het heeft gedefloreerd
    • wij hebben gedefloreerd
    • jullie hebben gedefloreerd
    • zij hebben gedefloreerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gedefloreerd
    • jij had gedefloreerd
    • hij/zij/het had gedefloreerd
    • wij hadden gedefloreerd
    • jullie hadden gedefloreerd
    • zij hadden gedefloreerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal defloreren
    • jij zult defloreren
    • hij/zij/het zal defloreren
    • wij zullen defloreren
    • jullie zullen defloreren
    • zij zullen defloreren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gedefloreerd hebben
    • jij zult gedefloreerd hebben
    • hij/zij/het zal gedefloreerd hebben
    • wij zullen gedefloreerd hebben
    • jullie zullen gedefloreerd hebben
    • zij zullen gedefloreerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou defloreren
    • jij zou defloreren
    • hij/zij/het zou defloreren
    • wij zouden defloreren
    • jullie zouden defloreren
    • zij zouden defloreren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gedefloreerd
    • jij zou hebben gedefloreerd
    • hij/zij/het zou hebben gedefloreerd
    • wij zouden hebben gedefloreerd
    • jullie zouden hebben gedefloreerd
    • zij zouden hebben gedefloreerd
  • Imperatief

    • jij defloreer
    • jullie defloreert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van defloreren