Vervoeging van derailleren

Onbepaalde wijs (infinitief): derailleren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik derailleer
    • jij derailleert
    • hij/zij/het derailleert
    • wij derailleren
    • jullie derailleren
    • zij derailleren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik derailleerde
    • jij derailleerde
    • hij/zij/het derailleerde
    • wij derailleerden
    • jullie derailleerden
    • zij derailleerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik ben gederailleerd
    • jij bent gederailleerd
    • hij/zij/het is gederailleerd
    • wij zijn gederailleerd
    • jullie zijn gederailleerd
    • zij zijn gederailleerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik was gederailleerd
    • jij was gederailleerd
    • hij/zij/het was gederailleerd
    • wij waren gederailleerd
    • jullie waren gederailleerd
    • zij waren gederailleerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal derailleren
    • jij zult derailleren
    • hij/zij/het zal derailleren
    • wij zullen derailleren
    • jullie zullen derailleren
    • zij zullen derailleren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gederailleerd zijn
    • jij zult gederailleerd zijn
    • hij/zij/het zal gederailleerd zijn
    • wij zullen gederailleerd zijn
    • jullie zullen gederailleerd zijn
    • zij zullen gederailleerd zijn
  • Conditionalis I

    • ik zou derailleren
    • jij zou derailleren
    • hij/zij/het zou derailleren
    • wij zouden derailleren
    • jullie zouden derailleren
    • zij zouden derailleren
  • Conditionalis II

    • ik zou zijn gederailleerd
    • jij zou zijn gederailleerd
    • hij/zij/het zou zijn gederailleerd
    • wij zouden zijn gederailleerd
    • jullie zouden zijn gederailleerd
    • zij zouden zijn gederailleerd
  • Imperatief

    • jij derailleer
    • jullie derailleert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van derailleren