Vervoeging van derailleren

Onbepaalde wijs (infinitief): derailleren

Vertaling: entgleisen

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik derailleer
  • jij derailleert
  • hij/zij/het derailleert
  • wij derailleren
  • jullie derailleren
  • zij derailleren

Präsens Indikativ

  • ich entgleise
  • du entgleist
  • er/sie/es entgleist
  • wir entgleisen
  • ihr entgleist
  • sie entgleisen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik derailleerde
  • jij derailleerde
  • hij/zij/het derailleerde
  • wij derailleerden
  • jullie derailleerden
  • zij derailleerden

Präteritum Indikativ

  • ich entgleiste
  • du entgleistest
  • er/sie/es entgleiste
  • wir entgleisten
  • ihr entgleistet
  • sie entgleisten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik ben gederailleerd
  • jij bent gederailleerd
  • hij/zij/het is gederailleerd
  • wij zijn gederailleerd
  • jullie zijn gederailleerd
  • zij zijn gederailleerd

Perfekt Indikativ

  • ich bin entgleist
  • du bist entgleist
  • er/sie/es ist entgleist
  • wir sind entgleist
  • ihr seid entgleist
  • sie sind entgleist

Voltooid verleden tijd

  • ik was gederailleerd
  • jij was gederailleerd
  • hij/zij/het was gederailleerd
  • wij waren gederailleerd
  • jullie waren gederailleerd
  • zij waren gederailleerd

Plusquamperfekt Indikativ

  • ich war entgleist
  • du warst entgleist
  • er/sie/es war entgleist
  • wir waren entgleist
  • ihr wart entgleist
  • sie waren entgleist

Toekomende tijd I

  • ik zal derailleren
  • jij zult derailleren
  • hij/zij/het zal derailleren
  • wij zullen derailleren
  • jullie zullen derailleren
  • zij zullen derailleren

Futur I Indikativ

  • ich werde entgleisen
  • du wirst entgleisen
  • er/sie/es wird entgleisen
  • wir werden entgleisen
  • ihr werdet entgleisen
  • sie werden entgleisen

Toekomende tijd II

  • ik zal gederailleerd zijn
  • jij zult gederailleerd zijn
  • hij/zij/het zal gederailleerd zijn
  • wij zullen gederailleerd zijn
  • jullie zullen gederailleerd zijn
  • zij zullen gederailleerd zijn

Futur II Indikativ

  • ich werde entgleist sein
  • du wirst entgleist sein
  • er/sie/es wird entgleist sein
  • wir werden entgleist sein
  • ihr werdet entgleist sein
  • sie werden entgleist sein

Conditionalis I

  • ik zou derailleren
  • jij zou derailleren
  • hij/zij/het zou derailleren
  • wij zouden derailleren
  • jullie zouden derailleren
  • zij zouden derailleren

Futur I Konjunktiv II

  • ich würde entgleisen
  • du würdest entgleisen
  • er/sie/es würde entgleisen
  • wir würden entgleisen
  • ihr würdet entgleisen
  • sie würden entgleisen

Conditionalis II

  • ik zou zijn gederailleerd
  • jij zou zijn gederailleerd
  • hij/zij/het zou zijn gederailleerd
  • wij zouden zijn gederailleerd
  • jullie zouden zijn gederailleerd
  • zij zouden zijn gederailleerd

Futur II Konjunktiv II

  • ich würde entgleist sein
  • du würdest entgleist sein
  • er/sie/es würde entgleist sein
  • wir würden entgleist sein
  • ihr würdet entgleist sein
  • sie würden entgleist sein

Imperatief

  • jij derailleer
  • jullie derailleert

Imperativ

  • du entgleis(e)
  • ihr entgleist

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van derailleren