Vervoeging van doorslaan

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik sla door
    • jij slaat door
    • hij/zij/het slaat door
    • wij slaan door
    • jullie slaan door
    • zij slaan door
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik sloeg door
    • jij sloeg door
    • hij/zij/het sloeg door
    • wij sloegen door
    • jullie sloegen door
    • zij sloegen door
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb doorgeslagen
    • jij hebt doorgeslagen
    • hij/zij/het heeft doorgeslagen
    • wij hebben doorgeslagen
    • jullie hebben doorgeslagen
    • zij hebben doorgeslagen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had doorgeslagen
    • jij had doorgeslagen
    • hij/zij/het had doorgeslagen
    • wij hadden doorgeslagen
    • jullie hadden doorgeslagen
    • zij hadden doorgeslagen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal doorslaan
    • jij zult doorslaan
    • hij/zij/het zal doorslaan
    • wij zullen doorslaan
    • jullie zullen doorslaan
    • zij zullen doorslaan
  • Toekomende tijd II

    • ik zal doorgeslagen hebben
    • jij zult doorgeslagen hebben
    • hij/zij/het zal doorgeslagen hebben
    • wij zullen doorgeslagen hebben
    • jullie zullen doorgeslagen hebben
    • zij zullen doorgeslagen hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou doorslaan
    • jij zou doorslaan
    • hij/zij/het zou doorslaan
    • wij zouden doorslaan
    • jullie zouden doorslaan
    • zij zouden doorslaan
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben doorgeslagen
    • jij zou hebben doorgeslagen
    • hij/zij/het zou hebben doorgeslagen
    • wij zouden hebben doorgeslagen
    • jullie zouden hebben doorgeslagen
    • zij zouden hebben doorgeslagen
  • Imperatief

    • jij sla door
    • jullie slaat door

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van doorslaan