Vervoeging van gieren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik gier
    • jij giert
    • hij/zij/het giert
    • wij gieren
    • jullie gieren
    • zij gieren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik gierde
    • jij gierde
    • hij/zij/het gierde
    • wij gierden
    • jullie gierden
    • zij gierden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gegierd
    • jij hebt gegierd
    • hij/zij/het heeft gegierd
    • wij hebben gegierd
    • jullie hebben gegierd
    • zij hebben gegierd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gegierd
    • jij had gegierd
    • hij/zij/het had gegierd
    • wij hadden gegierd
    • jullie hadden gegierd
    • zij hadden gegierd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal gieren
    • jij zult gieren
    • hij/zij/het zal gieren
    • wij zullen gieren
    • jullie zullen gieren
    • zij zullen gieren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gegierd hebben
    • jij zult gegierd hebben
    • hij/zij/het zal gegierd hebben
    • wij zullen gegierd hebben
    • jullie zullen gegierd hebben
    • zij zullen gegierd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou gieren
    • jij zou gieren
    • hij/zij/het zou gieren
    • wij zouden gieren
    • jullie zouden gieren
    • zij zouden gieren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gegierd
    • jij zou hebben gegierd
    • hij/zij/het zou hebben gegierd
    • wij zouden hebben gegierd
    • jullie zouden hebben gegierd
    • zij zouden hebben gegierd
  • Imperatief

    • jij gier
    • jullie giert

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van gieren