Vervoeging van gunnen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik gun
    • jij gunt
    • hij/zij/het gunt
    • wij gunnen
    • jullie gunnen
    • zij gunnen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik gunde
    • jij gunde
    • hij/zij/het gunde
    • wij gunden
    • jullie gunden
    • zij gunden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gegund
    • jij hebt gegund
    • hij/zij/het heeft gegund
    • wij hebben gegund
    • jullie hebben gegund
    • zij hebben gegund
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gegund
    • jij had gegund
    • hij/zij/het had gegund
    • wij hadden gegund
    • jullie hadden gegund
    • zij hadden gegund
  • Toekomende tijd I

    • ik zal gunnen
    • jij zult gunnen
    • hij/zij/het zal gunnen
    • wij zullen gunnen
    • jullie zullen gunnen
    • zij zullen gunnen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gegund hebben
    • jij zult gegund hebben
    • hij/zij/het zal gegund hebben
    • wij zullen gegund hebben
    • jullie zullen gegund hebben
    • zij zullen gegund hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou gunnen
    • jij zou gunnen
    • hij/zij/het zou gunnen
    • wij zouden gunnen
    • jullie zouden gunnen
    • zij zouden gunnen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gegund
    • jij zou hebben gegund
    • hij/zij/het zou hebben gegund
    • wij zouden hebben gegund
    • jullie zouden hebben gegund
    • zij zouden hebben gegund
  • Imperatief

    • jij gun
    • jullie gunt

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van gunnen