Vervoeging van hanteren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik hanteer
    • jij hanteert
    • hij/zij/het hanteert
    • wij hanteren
    • jullie hanteren
    • zij hanteren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik hanteerde
    • jij hanteerde
    • hij/zij/het hanteerde
    • wij hanteerden
    • jullie hanteerden
    • zij hanteerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gehanteerd
    • jij hebt gehanteerd
    • hij/zij/het heeft gehanteerd
    • wij hebben gehanteerd
    • jullie hebben gehanteerd
    • zij hebben gehanteerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gehanteerd
    • jij had gehanteerd
    • hij/zij/het had gehanteerd
    • wij hadden gehanteerd
    • jullie hadden gehanteerd
    • zij hadden gehanteerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal hanteren
    • jij zult hanteren
    • hij/zij/het zal hanteren
    • wij zullen hanteren
    • jullie zullen hanteren
    • zij zullen hanteren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gehanteerd hebben
    • jij zult gehanteerd hebben
    • hij/zij/het zal gehanteerd hebben
    • wij zullen gehanteerd hebben
    • jullie zullen gehanteerd hebben
    • zij zullen gehanteerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou hanteren
    • jij zou hanteren
    • hij/zij/het zou hanteren
    • wij zouden hanteren
    • jullie zouden hanteren
    • zij zouden hanteren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gehanteerd
    • jij zou hebben gehanteerd
    • hij/zij/het zou hebben gehanteerd
    • wij zouden hebben gehanteerd
    • jullie zouden hebben gehanteerd
    • zij zouden hebben gehanteerd
  • Imperatief

    • jij hanteer
    • jullie hanteert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van hanteren