Vervoeging van identificeren

Onbepaalde wijs (infinitief): identificeren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik identificeer
    • jij identificeert
    • hij/zij/het identificeert
    • wij identificeren
    • jullie identificeren
    • zij identificeren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik identificeerde
    • jij identificeerde
    • hij/zij/het identificeerde
    • wij identificeerden
    • jullie identificeerden
    • zij identificeerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geïdentificeerd
    • jij hebt geïdentificeerd
    • hij/zij/het heeft geïdentificeerd
    • wij hebben geïdentificeerd
    • jullie hebben geïdentificeerd
    • zij hebben geïdentificeerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geïdentificeerd
    • jij had geïdentificeerd
    • hij/zij/het had geïdentificeerd
    • wij hadden geïdentificeerd
    • jullie hadden geïdentificeerd
    • zij hadden geïdentificeerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal identificeren
    • jij zult identificeren
    • hij/zij/het zal identificeren
    • wij zullen identificeren
    • jullie zullen identificeren
    • zij zullen identificeren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geïdentificeerd hebben
    • jij zult geïdentificeerd hebben
    • hij/zij/het zal geïdentificeerd hebben
    • wij zullen geïdentificeerd hebben
    • jullie zullen geïdentificeerd hebben
    • zij zullen geïdentificeerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou identificeren
    • jij zou identificeren
    • hij/zij/het zou identificeren
    • wij zouden identificeren
    • jullie zouden identificeren
    • zij zouden identificeren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geïdentificeerd
    • jij zou hebben geïdentificeerd
    • hij/zij/het zou hebben geïdentificeerd
    • wij zouden hebben geïdentificeerd
    • jullie zouden hebben geïdentificeerd
    • zij zouden hebben geïdentificeerd
  • Imperatief

    • jij identificeer
    • jullie identificeert

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van identificeren