Vervoeging van ijveren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik ijver
    • jij ijvert
    • hij/zij/het ijvert
    • wij ijveren
    • jullie ijveren
    • zij ijveren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik ijverde
    • jij ijverde
    • hij/zij/het ijverde
    • wij ijverden
    • jullie ijverden
    • zij ijverden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geijverd
    • jij hebt geijverd
    • hij/zij/het heeft geijverd
    • wij hebben geijverd
    • jullie hebben geijverd
    • zij hebben geijverd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geijverd
    • jij had geijverd
    • hij/zij/het had geijverd
    • wij hadden geijverd
    • jullie hadden geijverd
    • zij hadden geijverd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal ijveren
    • jij zult ijveren
    • hij/zij/het zal ijveren
    • wij zullen ijveren
    • jullie zullen ijveren
    • zij zullen ijveren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geijverd hebben
    • jij zult geijverd hebben
    • hij/zij/het zal geijverd hebben
    • wij zullen geijverd hebben
    • jullie zullen geijverd hebben
    • zij zullen geijverd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou ijveren
    • jij zou ijveren
    • hij/zij/het zou ijveren
    • wij zouden ijveren
    • jullie zouden ijveren
    • zij zouden ijveren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geijverd
    • jij zou hebben geijverd
    • hij/zij/het zou hebben geijverd
    • wij zouden hebben geijverd
    • jullie zouden hebben geijverd
    • zij zouden hebben geijverd
  • Imperatief

    • jij ijver
    • jullie ijvert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van ijveren