Vervoeging van invallen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik val in
    • jij valt in
    • hij/zij/het valt in
    • wij vallen in
    • jullie vallen in
    • zij vallen in
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik viel in
    • jij viel in
    • hij/zij/het viel in
    • wij vielen in
    • jullie vielen in
    • zij vielen in
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik ben ingevallen
    • jij bent ingevallen
    • hij/zij/het is ingevallen
    • wij zijn ingevallen
    • jullie zijn ingevallen
    • zij zijn ingevallen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik was ingevallen
    • jij was ingevallen
    • hij/zij/het was ingevallen
    • wij waren ingevallen
    • jullie waren ingevallen
    • zij waren ingevallen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal invallen
    • jij zult invallen
    • hij/zij/het zal invallen
    • wij zullen invallen
    • jullie zullen invallen
    • zij zullen invallen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal ingevallen zijn
    • jij zult ingevallen zijn
    • hij/zij/het zal ingevallen zijn
    • wij zullen ingevallen zijn
    • jullie zullen ingevallen zijn
    • zij zullen ingevallen zijn
  • Conditionalis I

    • ik zou invallen
    • jij zou invallen
    • hij/zij/het zou invallen
    • wij zouden invallen
    • jullie zouden invallen
    • zij zouden invallen
  • Conditionalis II

    • ik zou zijn ingevallen
    • jij zou zijn ingevallen
    • hij/zij/het zou zijn ingevallen
    • wij zouden zijn ingevallen
    • jullie zouden zijn ingevallen
    • zij zouden zijn ingevallen
  • Imperatief

    • jij val in
    • jullie valt in

Verwijzingen

Bekijk 6 definitie(s) van invallen