Betekenis van:
invallen

invallen
Werkwoord
  • op het juiste ogenblik mee gaan doen
"op de tweede tel invallen"
"invallen met het refrein"

Hyperoniemen

invallen
Werkwoord
  • in gedachte komen
"zijn naam valt me niet meer in"

Hyperoniemen

invallen
Werkwoord
  • vallend iets binnengaan
"Hij viel de kuil in."
invallen
Werkwoord
  • iemands plaats tijdelijk innemen, bijvoorbeeld wanneer deze verhinderd is
"Hij is voor haar ingevallen."
invallen
Werkwoord
  • plotseling verschijnen
"Ik kon door die typefout niet uitmaken of de vorstin gevallen of de vorst ingevallen was."
invallen
Werkwoord
  • iem. vervangen
"voor iemand invallen"

Synoniemen

Hyperoniemen

invallen
Werkwoord
  • ergens plotseling met geweld binnenkomen

Hyperoniemen

Hyponiemen

invallen
Werkwoord
  • naar binnen vallen, in iets vallen

Hyperoniemen

invallen
Werkwoord
  • (van schepen) in de haven komen

Synoniemen

Hyperoniemen

inval (de ~ | meervoud invallen)
Zelfstandig naamwoord
  • opkomende gedachte
"een inval hebben/krijgen"

Synoniemen

Hyperoniemen

inval (de ~ | meervoud invallen)
Zelfstandig naamwoord
  • plotselinge, gewelddadige binnendringing
"de zoete inval"
"de hoek van inval"

Hyperoniemen

Hyponiemen