Vervoeging van kloppen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik klop
    • jij klopt
    • hij/zij/het klopt
    • wij kloppen
    • jullie kloppen
    • zij kloppen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik klopte
    • jij klopte
    • hij/zij/het klopte
    • wij klopten
    • jullie klopten
    • zij klopten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geklopt
    • jij hebt geklopt
    • hij/zij/het heeft geklopt
    • wij hebben geklopt
    • jullie hebben geklopt
    • zij hebben geklopt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geklopt
    • jij had geklopt
    • hij/zij/het had geklopt
    • wij hadden geklopt
    • jullie hadden geklopt
    • zij hadden geklopt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal kloppen
    • jij zult kloppen
    • hij/zij/het zal kloppen
    • wij zullen kloppen
    • jullie zullen kloppen
    • zij zullen kloppen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geklopt hebben
    • jij zult geklopt hebben
    • hij/zij/het zal geklopt hebben
    • wij zullen geklopt hebben
    • jullie zullen geklopt hebben
    • zij zullen geklopt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou kloppen
    • jij zou kloppen
    • hij/zij/het zou kloppen
    • wij zouden kloppen
    • jullie zouden kloppen
    • zij zouden kloppen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geklopt
    • jij zou hebben geklopt
    • hij/zij/het zou hebben geklopt
    • wij zouden hebben geklopt
    • jullie zouden hebben geklopt
    • zij zouden hebben geklopt
  • Imperatief

    • jij klop
    • jullie klopt

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van kloppen