Betekenis van:
kloppen
Werkwoord
kloppen
in orde zijn, correct zijn
"Dit resultaat klopt met onze verwachtingen."
kloppen
door slaan in een bepaalde toestand brengen
"Slagroom kloppen."
kloppen
verslaan in een westrijd
"Hij werd in de tweede ronde geklopt."
kloppen
voel- of hoorbaar bewegen
"Zijn hart klopt."
kloppen
hoorbaar tegen of op iets slaan
"Daar wordt op de deur geklopt."
kloppen
goedkeuren; instemming getuigen met; standpunt delen; erkennen; onderschrijven
Synoniemen
- instemmen
- accorderen
- bijvallen
- schragen
- aansluiten
- onderschrijven
- ondersteunen
- het eens zijn
- overeenstemmen
- samengaan
- stroken
- bijeenpassen
- rijmen
Hyperoniemen
Hyponiemen
kloppen
goedkeuren; akkoord gaan; toestaan; na keuring in orde bevinden
Synoniemen
- fiatteren
- goedvinden
- sanctioneren
- goedkeuren
- het eens zijn
- overeenstemmen
- samengaan
- accorderen
- stroken
- bijeenpassen
- rijmen