Betekenis van:
instemmen

instemmen
Werkwoord
  • goedkeuren; instemming getuigen met; standpunt delen; erkennen; onderschrijven
"instemmen met iets/iemand"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

instemmen
Werkwoord
  • het eens zijn

Voorbeeldzinnen

  1. De mensen op kantoor zullen nooit instemmen.
  2. Ik weet niet of hij met ons plan zal instemmen of niet.
  3. De Commissie kan niet instemmen met dit verzoek.
  4. De Commissie kan instemmen met het principe van deze methode.
  5. De Gemengde Commissie kan deskundigen raadplegen over bijzondere kwesties als beide partijen daarmee instemmen.
  6. Concluderend, kunnen de Italiaanse autoriteiten ten volle met de opmerkingen van Fincantieri instemmen.
  7. de cliënt moet uitdrukkelijk instemmen met de verstrekking van informatie in deze vorm;
  8. Mits de bevoegde autoriteiten daarmee instemmen, mogen kredietinstellingen voor de bepaling van de positiewaarde voor:
  9. De lidstaat kan instemmen met een waarschuwingstermijn van minder dan vijf werkdagen.
  10. De Commissie heeft deze argumenten geanalyseerd en kan hier om de volgende redenen niet mee instemmen.
  11. De Commissie kan instemmen met de argumenten van Duitsland om de kavel „Zuid” aan te kopen.
  12. De Commissie kan daarom niet instemmen met het eerste argument van de Deense autoriteiten.
  13. Dit overleg kan, indien beide partijen daarmee instemmen, worden voortgezet in de stabilisatie- en associatieraad.
  14. Gezamenlijke visacties op blauwvintonijn zijn slechts toegestaan indien de betrokken vlaggenlidstaten hiermee instemmen.
  15. De lidstaten mogen alleen met gezamenlijke inspecties instemmen wanneer zulks noodzakelijk is.