Vervoeging van kruipen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik kruip
    • jij kruipt
    • hij/zij/het kruipt
    • wij kruipen
    • jullie kruipen
    • zij kruipen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik kroop
    • jij kroop
    • hij/zij/het kroop
    • wij kropen
    • jullie kropen
    • zij kropen
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gekropen
    • jij hebt gekropen
    • hij/zij/het heeft gekropen
    • wij hebben gekropen
    • jullie hebben gekropen
    • zij hebben gekropen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gekropen
    • jij had gekropen
    • hij/zij/het had gekropen
    • wij hadden gekropen
    • jullie hadden gekropen
    • zij hadden gekropen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal kruipen
    • jij zult kruipen
    • hij/zij/het zal kruipen
    • wij zullen kruipen
    • jullie zullen kruipen
    • zij zullen kruipen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gekropen hebben
    • jij zult gekropen hebben
    • hij/zij/het zal gekropen hebben
    • wij zullen gekropen hebben
    • jullie zullen gekropen hebben
    • zij zullen gekropen hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou kruipen
    • jij zou kruipen
    • hij/zij/het zou kruipen
    • wij zouden kruipen
    • jullie zouden kruipen
    • zij zouden kruipen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gekropen
    • jij zou hebben gekropen
    • hij/zij/het zou hebben gekropen
    • wij zouden hebben gekropen
    • jullie zouden hebben gekropen
    • zij zouden hebben gekropen
  • Imperatief

    • jij kruip
    • jullie kruipt

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van kruipen