Betekenis van:
kruipen

kruipen
Werkwoord
  • (van mensen) zich op handen en voeten of op de knieën voortbewegen
"in je schelp/schulp kruipen"
"onder de lakens/wol kruipen"

Hyperoniemen

kruipen
Werkwoord
  • zich zeer langzaam voortbewegen
"de tijd kruipt"
"het bloed kruipt waar het niet gaan kan"

Hyperoniemen

kruipen
Werkwoord
  • (van dieren) zich schuivend voortbewegen
"de slang kroop voorzichtig naar haar prooi"
"over de grond kruipen"

Hyperoniemen

kruipen
Werkwoord
  • zich laag bij de grond, meest op handen en knieën gericht voortbewegen
"Zij is door het gras gekropen om niet gezien te worden."
kruipen
Werkwoord
  • zich laag bij de grond, meest op handen en knieën ongericht voortbewegen
"Jantje heeft vandaag voor het eerst gekropen."
kruipen
Werkwoord
  • onoprecht vleien; stroopsmeren; al te nederig zijn; stroopsmeren; slijmen
"voor iemand kruipen"

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. De baby begon te kruipen.
  2. knielen/kruipen/hurken
  3. Fretten leven normaal in gangensystemen en in gevangenschap stellen zij daarom materialen zoals buizen waarin zij kunnen kruipen en spelen, op prijs.
  4. staaleigenschappen waarbij het gaat om de mechanische eigenschappen bij lage en hoge temperaturen, zoals sterkte en taaiheid, moeheid, slijtage, kruipen, corrosie en breukvastheid;
  5. „Om te voorkomen dat het kind verstrikt raakt en zich bezeert, verwijder dit speelgoed wanneer het kind op handen en voeten begint te kruipen.”.
  6. De leefruimte moet een verhoogde plek omvatten waarop het dier kan gaan zitten en liggen en waar het gemakkelijk onder kan kruipen; deze structuur mag echter niet meer dan 40 % van het bodemoppervlak in beslag nemen.
  7. De leefruimte dient een verhoogde plek te omvatten waarop het dier kan gaan zitten en liggen en waar het makkelijk onder kan kruipen; deze structuur dient echter niet meer dan 40 % van het bodemoppervlak in beslag te nemen.
  8. Speelgoed waar kinderen in kunnen kruipen en dat daardoor voor hen een besloten ruimte vormt, heeft een uitgang die door de beoogde gebruiker gemakkelijk van binnenuit kan worden geopend.
  9. „speeltoestel” voor huishoudelijk gebruik bestemd speelgoed waarvan de draagstructuur tijdens het spelen op dezelfde plaats blijft staan en dat bestemd is om kinderen een van de volgende activiteiten te laten verrichten: klimmen, springen, schommelen, glijden, slingeren, ronddraaien, kruipen of een combinatie daarvan; 22.