Vervoeging van losmaken

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik maak los
    • jij maakt los
    • hij/zij/het maakt los
    • wij maken los
    • jullie maken los
    • zij maken los
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik maakte los
    • jij maakte los
    • hij/zij/het maakte los
    • wij maakten los
    • jullie maakten los
    • zij maakten los
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb losgemaakt
    • jij hebt losgemaakt
    • hij/zij/het heeft losgemaakt
    • wij hebben losgemaakt
    • jullie hebben losgemaakt
    • zij hebben losgemaakt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had losgemaakt
    • jij had losgemaakt
    • hij/zij/het had losgemaakt
    • wij hadden losgemaakt
    • jullie hadden losgemaakt
    • zij hadden losgemaakt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal losmaken
    • jij zult losmaken
    • hij/zij/het zal losmaken
    • wij zullen losmaken
    • jullie zullen losmaken
    • zij zullen losmaken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal losgemaakt hebben
    • jij zult losgemaakt hebben
    • hij/zij/het zal losgemaakt hebben
    • wij zullen losgemaakt hebben
    • jullie zullen losgemaakt hebben
    • zij zullen losgemaakt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou losmaken
    • jij zou losmaken
    • hij/zij/het zou losmaken
    • wij zouden losmaken
    • jullie zouden losmaken
    • zij zouden losmaken
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben losgemaakt
    • jij zou hebben losgemaakt
    • hij/zij/het zou hebben losgemaakt
    • wij zouden hebben losgemaakt
    • jullie zouden hebben losgemaakt
    • zij zouden hebben losgemaakt
  • Imperatief

    • jij maak los
    • jullie maakt los

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van losmaken