Vervoeging van ontkomen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik ontkom
    • jij ontkomt
    • hij/zij/het ontkomt
    • wij ontkomen
    • jullie ontkomen
    • zij ontkomen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik ontkwam
    • jij ontkwam
    • hij/zij/het ontkwam
    • wij ontkwamen
    • jullie ontkwamen
    • zij ontkwamen
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik ben ontkomen
    • jij bent ontkomen
    • hij/zij/het is ontkomen
    • wij zijn ontkomen
    • jullie zijn ontkomen
    • zij zijn ontkomen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik was ontkomen
    • jij was ontkomen
    • hij/zij/het was ontkomen
    • wij waren ontkomen
    • jullie waren ontkomen
    • zij waren ontkomen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal ontkomen
    • jij zult ontkomen
    • hij/zij/het zal ontkomen
    • wij zullen ontkomen
    • jullie zullen ontkomen
    • zij zullen ontkomen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal ontkomen zijn
    • jij zult ontkomen zijn
    • hij/zij/het zal ontkomen zijn
    • wij zullen ontkomen zijn
    • jullie zullen ontkomen zijn
    • zij zullen ontkomen zijn
  • Conditionalis I

    • ik zou ontkomen
    • jij zou ontkomen
    • hij/zij/het zou ontkomen
    • wij zouden ontkomen
    • jullie zouden ontkomen
    • zij zouden ontkomen
  • Conditionalis II

    • ik zou zijn ontkomen
    • jij zou zijn ontkomen
    • hij/zij/het zou zijn ontkomen
    • wij zouden zijn ontkomen
    • jullie zouden zijn ontkomen
    • zij zouden zijn ontkomen
  • Imperatief

    • jij ontkom
    • jullie ontkomt

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van ontkomen