Vervoeging van prijsgeven

Onbepaalde wijs (infinitief): prijsgeven

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik geef prijs
    • jij geeft prijs
    • hij/zij/het geeft prijs
    • wij geven prijs
    • jullie geven prijs
    • zij geven prijs
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik gaf prijs
    • jij gaf prijs
    • hij/zij/het gaf prijs
    • wij gaven prijs
    • jullie gaven prijs
    • zij gaven prijs
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb prijsgegeven
    • jij hebt prijsgegeven
    • hij/zij/het heeft prijsgegeven
    • wij hebben prijsgegeven
    • jullie hebben prijsgegeven
    • zij hebben prijsgegeven
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had prijsgegeven
    • jij had prijsgegeven
    • hij/zij/het had prijsgegeven
    • wij hadden prijsgegeven
    • jullie hadden prijsgegeven
    • zij hadden prijsgegeven
  • Toekomende tijd I

    • ik zal prijsgeven
    • jij zult prijsgeven
    • hij/zij/het zal prijsgeven
    • wij zullen prijsgeven
    • jullie zullen prijsgeven
    • zij zullen prijsgeven
  • Toekomende tijd II

    • ik zal prijsgegeven hebben
    • jij zult prijsgegeven hebben
    • hij/zij/het zal prijsgegeven hebben
    • wij zullen prijsgegeven hebben
    • jullie zullen prijsgegeven hebben
    • zij zullen prijsgegeven hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou prijsgeven
    • jij zou prijsgeven
    • hij/zij/het zou prijsgeven
    • wij zouden prijsgeven
    • jullie zouden prijsgeven
    • zij zouden prijsgeven
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben prijsgegeven
    • jij zou hebben prijsgegeven
    • hij/zij/het zou hebben prijsgegeven
    • wij zouden hebben prijsgegeven
    • jullie zouden hebben prijsgegeven
    • zij zouden hebben prijsgegeven
  • Imperatief

    • jij geef prijs
    • jullie geeft prijs