Vervoeging van slagen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik slaag
    • jij slaagt
    • hij/zij/het slaagt
    • wij slagen
    • jullie slagen
    • zij slagen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik slaagde
    • jij slaagde
    • hij/zij/het slaagde
    • wij slaagden
    • jullie slaagden
    • zij slaagden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik ben geslaagd
    • jij bent geslaagd
    • hij/zij/het is geslaagd
    • wij zijn geslaagd
    • jullie zijn geslaagd
    • zij zijn geslaagd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik was geslaagd
    • jij was geslaagd
    • hij/zij/het was geslaagd
    • wij waren geslaagd
    • jullie waren geslaagd
    • zij waren geslaagd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal slagen
    • jij zult slagen
    • hij/zij/het zal slagen
    • wij zullen slagen
    • jullie zullen slagen
    • zij zullen slagen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geslaagd zijn
    • jij zult geslaagd zijn
    • hij/zij/het zal geslaagd zijn
    • wij zullen geslaagd zijn
    • jullie zullen geslaagd zijn
    • zij zullen geslaagd zijn
  • Conditionalis I

    • ik zou slagen
    • jij zou slagen
    • hij/zij/het zou slagen
    • wij zouden slagen
    • jullie zouden slagen
    • zij zouden slagen
  • Conditionalis II

    • ik zou zijn geslaagd
    • jij zou zijn geslaagd
    • hij/zij/het zou zijn geslaagd
    • wij zouden zijn geslaagd
    • jullie zouden zijn geslaagd
    • zij zouden zijn geslaagd
  • Imperatief

    • jij slaag
    • jullie slaagt

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van slagen