Vervoeging van toelaten

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik laat toe
    • jij laat toe
    • hij/zij/het laat toe
    • wij laten toe
    • jullie laten toe
    • zij laten toe
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik liet toe
    • jij liet toe
    • hij/zij/het liet toe
    • wij lieten toe
    • jullie lieten toe
    • zij lieten toe
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb toegelaten
    • jij hebt toegelaten
    • hij/zij/het heeft toegelaten
    • wij hebben toegelaten
    • jullie hebben toegelaten
    • zij hebben toegelaten
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had toegelaten
    • jij had toegelaten
    • hij/zij/het had toegelaten
    • wij hadden toegelaten
    • jullie hadden toegelaten
    • zij hadden toegelaten
  • Toekomende tijd I

    • ik zal toelaten
    • jij zult toelaten
    • hij/zij/het zal toelaten
    • wij zullen toelaten
    • jullie zullen toelaten
    • zij zullen toelaten
  • Toekomende tijd II

    • ik zal toegelaten hebben
    • jij zult toegelaten hebben
    • hij/zij/het zal toegelaten hebben
    • wij zullen toegelaten hebben
    • jullie zullen toegelaten hebben
    • zij zullen toegelaten hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou toelaten
    • jij zou toelaten
    • hij/zij/het zou toelaten
    • wij zouden toelaten
    • jullie zouden toelaten
    • zij zouden toelaten
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben toegelaten
    • jij zou hebben toegelaten
    • hij/zij/het zou hebben toegelaten
    • wij zouden hebben toegelaten
    • jullie zouden hebben toegelaten
    • zij zouden hebben toegelaten
  • Imperatief

    • jij laat toe
    • jullie laat toe

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van toelaten