Vervoeging van verdelen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verdeel
    • jij verdeelt
    • hij/zij/het verdeelt
    • wij verdelen
    • jullie verdelen
    • zij verdelen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verdeelde
    • jij verdeelde
    • hij/zij/het verdeelde
    • wij verdeelden
    • jullie verdeelden
    • zij verdeelden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb verdeeld
    • jij hebt verdeeld
    • hij/zij/het heeft verdeeld
    • wij hebben verdeeld
    • jullie hebben verdeeld
    • zij hebben verdeeld
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had verdeeld
    • jij had verdeeld
    • hij/zij/het had verdeeld
    • wij hadden verdeeld
    • jullie hadden verdeeld
    • zij hadden verdeeld
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verdelen
    • jij zult verdelen
    • hij/zij/het zal verdelen
    • wij zullen verdelen
    • jullie zullen verdelen
    • zij zullen verdelen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verdeeld hebben
    • jij zult verdeeld hebben
    • hij/zij/het zal verdeeld hebben
    • wij zullen verdeeld hebben
    • jullie zullen verdeeld hebben
    • zij zullen verdeeld hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou verdelen
    • jij zou verdelen
    • hij/zij/het zou verdelen
    • wij zouden verdelen
    • jullie zouden verdelen
    • zij zouden verdelen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben verdeeld
    • jij zou hebben verdeeld
    • hij/zij/het zou hebben verdeeld
    • wij zouden hebben verdeeld
    • jullie zouden hebben verdeeld
    • zij zouden hebben verdeeld
  • Imperatief

    • jij verdeel
    • jullie verdeelt

Verwijzingen

Bekijk 5 definitie(s) van verdelen