Vervoeging van vergaren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik vergaar
    • jij vergaart
    • hij/zij/het vergaart
    • wij vergaren
    • jullie vergaren
    • zij vergaren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik vergaarde
    • jij vergaarde
    • hij/zij/het vergaarde
    • wij vergaarden
    • jullie vergaarden
    • zij vergaarden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb vergaard
    • jij hebt vergaard
    • hij/zij/het heeft vergaard
    • wij hebben vergaard
    • jullie hebben vergaard
    • zij hebben vergaard
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had vergaard
    • jij had vergaard
    • hij/zij/het had vergaard
    • wij hadden vergaard
    • jullie hadden vergaard
    • zij hadden vergaard
  • Toekomende tijd I

    • ik zal vergaren
    • jij zult vergaren
    • hij/zij/het zal vergaren
    • wij zullen vergaren
    • jullie zullen vergaren
    • zij zullen vergaren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal vergaard hebben
    • jij zult vergaard hebben
    • hij/zij/het zal vergaard hebben
    • wij zullen vergaard hebben
    • jullie zullen vergaard hebben
    • zij zullen vergaard hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou vergaren
    • jij zou vergaren
    • hij/zij/het zou vergaren
    • wij zouden vergaren
    • jullie zouden vergaren
    • zij zouden vergaren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben vergaard
    • jij zou hebben vergaard
    • hij/zij/het zou hebben vergaard
    • wij zouden hebben vergaard
    • jullie zouden hebben vergaard
    • zij zouden hebben vergaard
  • Imperatief

    • jij vergaar
    • jullie vergaart

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van vergaren