Vervoeging van verzinken

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik verzink
    • jij verzinkt
    • hij/zij/het verzinkt
    • wij verzinken
    • jullie verzinken
    • zij verzinken
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik verzinkte
    • jij verzinkte
    • hij/zij/het verzinkte
    • wij verzinkten
    • jullie verzinkten
    • zij verzinkten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb verzinkt
    • jij hebt verzinkt
    • hij/zij/het heeft verzinkt
    • wij hebben verzinkt
    • jullie hebben verzinkt
    • zij hebben verzinkt
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had verzinkt
    • jij had verzinkt
    • hij/zij/het had verzinkt
    • wij hadden verzinkt
    • jullie hadden verzinkt
    • zij hadden verzinkt
  • Toekomende tijd I

    • ik zal verzinken
    • jij zult verzinken
    • hij/zij/het zal verzinken
    • wij zullen verzinken
    • jullie zullen verzinken
    • zij zullen verzinken
  • Toekomende tijd II

    • ik zal verzinkt hebben
    • jij zult verzinkt hebben
    • hij/zij/het zal verzinkt hebben
    • wij zullen verzinkt hebben
    • jullie zullen verzinkt hebben
    • zij zullen verzinkt hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou verzinken
    • jij zou verzinken
    • hij/zij/het zou verzinken
    • wij zouden verzinken
    • jullie zouden verzinken
    • zij zouden verzinken
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben verzinkt
    • jij zou hebben verzinkt
    • hij/zij/het zou hebben verzinkt
    • wij zouden hebben verzinkt
    • jullie zouden hebben verzinkt
    • zij zouden hebben verzinkt
  • Imperatief

    • jij verzink
    • jullie verzinkt

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van verzinken