Vervoeging van waaien

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het waait
    • zij waaien
  • Onvoltooid verleden tijd

    • hij/zij/het waaide
    • zij waaiden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het heeft gewaaid
    • zij hebben gewaaid
  • Voltooid verleden tijd

    • hij/zij/het had gewaaid
    • zij hadden gewaaid
  • Toekomende tijd I

    • hij/zij/het zal waaien
    • zij zult waaien
  • Toekomende tijd II

    • hij/zij/het zal gewaaid hebben
    • zij zult gewaaid hebben
  • Conditionalis I

    • hij/zij/het zal waaien
    • zij zullen waaien
  • Conditionalis II

    • hij/zij/het zal hebben gewaaid
    • zij zullen hebben gewaaid

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van waaien