Vervoeging van overleven
Onbepaalde wijs (infinitief): overleven
				
				Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik overleef
 - jij overleeft
 - hij/zij/het overleeft
 - wij overleven
 - jullie overleven
 - zij overleven
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik overleefde
 - jij overleefde
 - hij/zij/het overleefde
 - wij overleefden
 - jullie overleefden
 - zij overleefden
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb overleefd
 - jij hebt overleefd
 - hij/zij/het heeft overleefd
 - wij hebben overleefd
 - jullie hebben overleefd
 - zij hebben overleefd
 
Voltooid verleden tijd
- ik had overleefd
 - jij had overleefd
 - hij/zij/het had overleefd
 - wij hadden overleefd
 - jullie hadden overleefd
 - zij hadden overleefd
 
Toekomende tijd I
- ik zal overleven
 - jij zult overleven
 - hij/zij/het zal overleven
 - wij zullen overleven
 - jullie zullen overleven
 - zij zullen overleven
 
Toekomende tijd II
- ik zal overleefd hebben
 - jij zult overleefd hebben
 - hij/zij/het zal overleefd hebben
 - wij zullen overleefd hebben
 - jullie zullen overleefd hebben
 - zij zullen overleefd hebben
 
Conditionalis I
- ik zou overleven
 - jij zou overleven
 - hij/zij/het zou overleven
 - wij zouden overleven
 - jullie zouden overleven
 - zij zouden overleven
 
Conditionalis II
- ik zou hebben overleefd
 - jij zou hebben overleefd
 - hij/zij/het zou hebben overleefd
 - wij zouden hebben overleefd
 - jullie zouden hebben overleefd
 - zij zouden hebben overleefd
 
Imperatief
- jij overleef
 - jullie overleeft