Vervoeging van paffen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik paf
  • jij paft
  • hij/zij/het paft
  • wij paffen
  • jullie paffen
  • zij paffen

Present

  • I fire
  • you fire
  • he/she/it fires
  • we fire
  • you fire
  • they fire

Onvoltooid verleden tijd

  • ik pafte
  • jij pafte
  • hij/zij/het pafte
  • wij paften
  • jullie paften
  • zij paften

Simple past

  • I fired
  • you fired
  • he/she/it fired
  • we fired
  • you fired
  • they fired

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gepaft
  • jij hebt gepaft
  • hij/zij/het heeft gepaft
  • wij hebben gepaft
  • jullie hebben gepaft
  • zij hebben gepaft

Present perfect

  • I have fired
  • you have fired
  • he/she/it has fired
  • we have fired
  • you have fired
  • they have fired

Voltooid verleden tijd

  • ik had gepaft
  • jij had gepaft
  • hij/zij/het had gepaft
  • wij hadden gepaft
  • jullie hadden gepaft
  • zij hadden gepaft

Past perfect

  • I had fired
  • you had fired
  • he/she/it had fired
  • we had fired
  • you had fired
  • they had fired

Toekomende tijd I

  • ik zal paffen
  • jij zult paffen
  • hij/zij/het zal paffen
  • wij zullen paffen
  • jullie zullen paffen
  • zij zullen paffen

Future

  • I will fire
  • you will fire
  • he/she/it will fire
  • we will fire
  • you will fire
  • they will fire

Toekomende tijd II

  • ik zal gepaft hebben
  • jij zult gepaft hebben
  • hij/zij/het zal gepaft hebben
  • wij zullen gepaft hebben
  • jullie zullen gepaft hebben
  • zij zullen gepaft hebben

Future perfect

  • I will have fired
  • you will have fired
  • he/she/it will have fired
  • we will have fired
  • you will have fired
  • they will have fired

Conditionalis I

  • ik zou paffen
  • jij zou paffen
  • hij/zij/het zou paffen
  • wij zouden paffen
  • jullie zouden paffen
  • zij zouden paffen

Conditional present

  • I would fire
  • you would fire
  • he/she/it would fire
  • we would fire
  • you would fire
  • they would fire

Conditionalis II

  • ik zou hebben gepaft
  • jij zou hebben gepaft
  • hij/zij/het zou hebben gepaft
  • wij zouden hebben gepaft
  • jullie zouden hebben gepaft
  • zij zouden hebben gepaft

Conditional perfect

  • I would have fired
  • you would have fired
  • he/she/it would have fired
  • we would have fired
  • you would have fired
  • they would have fired

Imperatief

  • jij paf
  • jullie paft

Imperative

  • you fire
  • you fire

Verwijzingen

Bekijk 2 definitie(s) van paffen