Vervoeging van vergeven

Nederlands

Spaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vergeef
  • jij vergeeft
  • hij/zij/het vergeeft
  • wij vergeven
  • jullie vergeven
  • zij vergeven

Indicativo presente

  • yo enveneno
  • envenenas
  • él/ella envenena
  • nosotros envenenamos
  • vosotros envenenáis
  • ellos/ellas envenenan

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vergaf
  • jij vergaf
  • hij/zij/het vergaf
  • wij vergaven
  • jullie vergaven
  • zij vergaven

Indefinido

  • yo envenené
  • envenenaste
  • él/ella envenenó
  • nosotros envenenamos
  • vosotros envenenasteis
  • ellos/ellas envenenaron

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb vergeven
  • jij hebt vergeven
  • hij/zij/het heeft vergeven
  • wij hebben vergeven
  • jullie hebben vergeven
  • zij hebben vergeven

Pretérito perfecto compuesto

  • yo he envenenado
  • has envenenado
  • él/ella ha envenenado
  • nosotros hemos envenenado
  • vosotros habéis envenenado
  • ellos/ellas han envenenado

Voltooid verleden tijd

  • ik had vergeven
  • jij had vergeven
  • hij/zij/het had vergeven
  • wij hadden vergeven
  • jullie hadden vergeven
  • zij hadden vergeven

Pluscuamperfecto

  • yo había envenenado
  • habías envenenado
  • él/ella había envenenado
  • nosotros habíamos envenenado
  • vosotros habíais envenenado
  • ellos/ellas habían envenenado

Toekomende tijd I

  • ik zal vergeven
  • jij zult vergeven
  • hij/zij/het zal vergeven
  • wij zullen vergeven
  • jullie zullen vergeven
  • zij zullen vergeven

Futuro I

  • yo envenenaré
  • envenenarás
  • él/ella envenenará
  • nosotros envenenaremos
  • vosotros envenenaréis
  • ellos/ellas envenenarán

Toekomende tijd II

  • ik zal vergeven hebben
  • jij zult vergeven hebben
  • hij/zij/het zal vergeven hebben
  • wij zullen vergeven hebben
  • jullie zullen vergeven hebben
  • zij zullen vergeven hebben

Futuro perfecto

  • yo habré envenenado
  • habrás envenenado
  • él/ella habrá envenenado
  • nosotros habremos envenenado
  • vosotros habréis envenenado
  • ellos/ellas habrán envenenado

Conditionalis I

  • ik zou vergeven
  • jij zou vergeven
  • hij/zij/het zou vergeven
  • wij zouden vergeven
  • jullie zouden vergeven
  • zij zouden vergeven

Condicional

  • yo envenenaría
  • envenenarías
  • él/ella envenenaría
  • nosotros envenenaríamos
  • vosotros envenenaríais
  • ellos/ellas envenenarían

Conditionalis II

  • ik zou hebben vergeven
  • jij zou hebben vergeven
  • hij/zij/het zou hebben vergeven
  • wij zouden hebben vergeven
  • jullie zouden hebben vergeven
  • zij zouden hebben vergeven

Condicional perfecto

  • yo habría envenenado
  • habrías envenenado
  • él/ella habría envenenado
  • nosotros habríamos envenenado
  • vosotros habríais envenenado
  • ellos/ellas habrían envenenado

Imperatief

  • jij vergeef
  • jullie vergeeft

Imperativo presente

  • envenena
  • vosotros envenenad

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van vergeven