Vervoeging van bekostigen
Onbepaalde wijs (infinitief): bekostigen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bekostig
- jij bekostigt
- hij/zij/het bekostigt
- wij bekostigen
- jullie bekostigen
- zij bekostigen
Indicativo presente
- yo costeo
- tú costeas
- él/ella costea
- nosotros costeamos
- vosotros costeáis
- ellos/ellas costean
Onvoltooid verleden tijd
- ik bekostigde
- jij bekostigde
- hij/zij/het bekostigde
- wij bekostigden
- jullie bekostigden
- zij bekostigden
Indefinido
- yo costeé
- tú costeaste
- él/ella costeó
- nosotros costeamos
- vosotros costeasteis
- ellos/ellas costearon
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb bekostigd
- jij hebt bekostigd
- hij/zij/het heeft bekostigd
- wij hebben bekostigd
- jullie hebben bekostigd
- zij hebben bekostigd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he costeado
- tú has costeado
- él/ella ha costeado
- nosotros hemos costeado
- vosotros habéis costeado
- ellos/ellas han costeado
Voltooid verleden tijd
- ik had bekostigd
- jij had bekostigd
- hij/zij/het had bekostigd
- wij hadden bekostigd
- jullie hadden bekostigd
- zij hadden bekostigd
Pluscuamperfecto
- yo había costeado
- tú habías costeado
- él/ella había costeado
- nosotros habíamos costeado
- vosotros habíais costeado
- ellos/ellas habían costeado
Toekomende tijd I
- ik zal bekostigen
- jij zult bekostigen
- hij/zij/het zal bekostigen
- wij zullen bekostigen
- jullie zullen bekostigen
- zij zullen bekostigen
Futuro I
- yo costearé
- tú costearás
- él/ella costeará
- nosotros costearemos
- vosotros costearéis
- ellos/ellas costearán
Toekomende tijd II
- ik zal bekostigd hebben
- jij zult bekostigd hebben
- hij/zij/het zal bekostigd hebben
- wij zullen bekostigd hebben
- jullie zullen bekostigd hebben
- zij zullen bekostigd hebben
Futuro perfecto
- yo habré costeado
- tú habrás costeado
- él/ella habrá costeado
- nosotros habremos costeado
- vosotros habréis costeado
- ellos/ellas habrán costeado
Conditionalis I
- ik zou bekostigen
- jij zou bekostigen
- hij/zij/het zou bekostigen
- wij zouden bekostigen
- jullie zouden bekostigen
- zij zouden bekostigen
Condicional
- yo costearía
- tú costearías
- él/ella costearía
- nosotros costearíamos
- vosotros costearíais
- ellos/ellas costearían
Conditionalis II
- ik zou hebben bekostigd
- jij zou hebben bekostigd
- hij/zij/het zou hebben bekostigd
- wij zouden hebben bekostigd
- jullie zouden hebben bekostigd
- zij zouden hebben bekostigd
Condicional perfecto
- yo habría costeado
- tú habrías costeado
- él/ella habría costeado
- nosotros habríamos costeado
- vosotros habríais costeado
- ellos/ellas habrían costeado
Imperatief
- jij bekostig
- jullie bekostigt
Imperativo presente
- tú costea
- vosotros costead