Vervoeging van bespreken
Onbepaalde wijs (infinitief): bespreken
				
				Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik bespreek
 - jij bespreekt
 - hij/zij/het bespreekt
 - wij bespreken
 - jullie bespreken
 - zij bespreken
 
Indicativo presente
- yo reservo
 - tú reservas
 - él/ella reserva
 - nosotros reservamos
 - vosotros reserváis
 - ellos/ellas reservan
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik besprak
 - jij besprak
 - hij/zij/het besprak
 - wij bespraken
 - jullie bespraken
 - zij bespraken
 
Indefinido
- yo reservé
 - tú reservaste
 - él/ella reservó
 - nosotros reservamos
 - vosotros reservasteis
 - ellos/ellas reservaron
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb besproken
 - jij hebt besproken
 - hij/zij/het heeft besproken
 - wij hebben besproken
 - jullie hebben besproken
 - zij hebben besproken
 
Pretérito perfecto compuesto
- yo he reservado
 - tú has reservado
 - él/ella ha reservado
 - nosotros hemos reservado
 - vosotros habéis reservado
 - ellos/ellas han reservado
 
Voltooid verleden tijd
- ik had besproken
 - jij had besproken
 - hij/zij/het had besproken
 - wij hadden besproken
 - jullie hadden besproken
 - zij hadden besproken
 
Pluscuamperfecto
- yo había reservado
 - tú habías reservado
 - él/ella había reservado
 - nosotros habíamos reservado
 - vosotros habíais reservado
 - ellos/ellas habían reservado
 
Toekomende tijd I
- ik zal bespreken
 - jij zult bespreken
 - hij/zij/het zal bespreken
 - wij zullen bespreken
 - jullie zullen bespreken
 - zij zullen bespreken
 
Futuro I
- yo reservaré
 - tú reservarás
 - él/ella reservará
 - nosotros reservaremos
 - vosotros reservaréis
 - ellos/ellas reservarán
 
Toekomende tijd II
- ik zal besproken hebben
 - jij zult besproken hebben
 - hij/zij/het zal besproken hebben
 - wij zullen besproken hebben
 - jullie zullen besproken hebben
 - zij zullen besproken hebben
 
Futuro perfecto
- yo habré reservado
 - tú habrás reservado
 - él/ella habrá reservado
 - nosotros habremos reservado
 - vosotros habréis reservado
 - ellos/ellas habrán reservado
 
Conditionalis I
- ik zou bespreken
 - jij zou bespreken
 - hij/zij/het zou bespreken
 - wij zouden bespreken
 - jullie zouden bespreken
 - zij zouden bespreken
 
Condicional
- yo reservaría
 - tú reservarías
 - él/ella reservaría
 - nosotros reservaríamos
 - vosotros reservaríais
 - ellos/ellas reservarían
 
Conditionalis II
- ik zou hebben besproken
 - jij zou hebben besproken
 - hij/zij/het zou hebben besproken
 - wij zouden hebben besproken
 - jullie zouden hebben besproken
 - zij zouden hebben besproken
 
Condicional perfecto
- yo habría reservado
 - tú habrías reservado
 - él/ella habría reservado
 - nosotros habríamos reservado
 - vosotros habríais reservado
 - ellos/ellas habrían reservado
 
Imperatief
- jij bespreek
 - jullie bespreekt
 
Imperativo presente
- tú reserva
 - vosotros reservad