Vervoeging van femelen
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik femel
 - jij femelt
 - hij/zij/het femelt
 - wij femelen
 - jullie femelen
 - zij femelen
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik femelde
 - jij femelde
 - hij/zij/het femelde
 - wij femelden
 - jullie femelden
 - zij femelden
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gefemeld
 - jij hebt gefemeld
 - hij/zij/het heeft gefemeld
 - wij hebben gefemeld
 - jullie hebben gefemeld
 - zij hebben gefemeld
 
Voltooid verleden tijd
- ik had gefemeld
 - jij had gefemeld
 - hij/zij/het had gefemeld
 - wij hadden gefemeld
 - jullie hadden gefemeld
 - zij hadden gefemeld
 
Toekomende tijd I
- ik zal femelen
 - jij zult femelen
 - hij/zij/het zal femelen
 - wij zullen femelen
 - jullie zullen femelen
 - zij zullen femelen
 
Toekomende tijd II
- ik zal gefemeld hebben
 - jij zult gefemeld hebben
 - hij/zij/het zal gefemeld hebben
 - wij zullen gefemeld hebben
 - jullie zullen gefemeld hebben
 - zij zullen gefemeld hebben
 
Conditionalis I
- ik zou femelen
 - jij zou femelen
 - hij/zij/het zou femelen
 - wij zouden femelen
 - jullie zouden femelen
 - zij zouden femelen
 
Conditionalis II
- ik zou hebben gefemeld
 - jij zou hebben gefemeld
 - hij/zij/het zou hebben gefemeld
 - wij zouden hebben gefemeld
 - jullie zouden hebben gefemeld
 - zij zouden hebben gefemeld
 
Imperatief
- jij femel
 - jullie femelt