Vervoeging van verlenen
Onbepaalde wijs (infinitief): verlenen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verleen
- jij verleent
- hij/zij/het verleent
- wij verlenen
- jullie verlenen
- zij verlenen
Indicativo presente
- yo doy
- tú das
- él/ella da
- nosotros damos
- vosotros dais
- ellos/ellas dan
Onvoltooid verleden tijd
- ik verleende
- jij verleende
- hij/zij/het verleende
- wij verleenden
- jullie verleenden
- zij verleenden
Indefinido
- yo di
- tú diste
- él/ella dio
- nosotros dimos
- vosotros disteis
- ellos/ellas dieron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verleend
- jij hebt verleend
- hij/zij/het heeft verleend
- wij hebben verleend
- jullie hebben verleend
- zij hebben verleend
Pretérito perfecto compuesto
- yo he dado
- tú has dado
- él/ella ha dado
- nosotros hemos dado
- vosotros habéis dado
- ellos/ellas han dado
Voltooid verleden tijd
- ik had verleend
- jij had verleend
- hij/zij/het had verleend
- wij hadden verleend
- jullie hadden verleend
- zij hadden verleend
Pluscuamperfecto
- yo había dado
- tú habías dado
- él/ella había dado
- nosotros habíamos dado
- vosotros habíais dado
- ellos/ellas habían dado
Toekomende tijd I
- ik zal verlenen
- jij zult verlenen
- hij/zij/het zal verlenen
- wij zullen verlenen
- jullie zullen verlenen
- zij zullen verlenen
Futuro I
- yo daré
- tú darás
- él/ella dará
- nosotros daremos
- vosotros daréis
- ellos/ellas darán
Toekomende tijd II
- ik zal verleend hebben
- jij zult verleend hebben
- hij/zij/het zal verleend hebben
- wij zullen verleend hebben
- jullie zullen verleend hebben
- zij zullen verleend hebben
Futuro perfecto
- yo habré dado
- tú habrás dado
- él/ella habrá dado
- nosotros habremos dado
- vosotros habréis dado
- ellos/ellas habrán dado
Conditionalis I
- ik zou verlenen
- jij zou verlenen
- hij/zij/het zou verlenen
- wij zouden verlenen
- jullie zouden verlenen
- zij zouden verlenen
Condicional
- yo daría
- tú darías
- él/ella daría
- nosotros daríamos
- vosotros daríais
- ellos/ellas darían
Conditionalis II
- ik zou hebben verleend
- jij zou hebben verleend
- hij/zij/het zou hebben verleend
- wij zouden hebben verleend
- jullie zouden hebben verleend
- zij zouden hebben verleend
Condicional perfecto
- yo habría dado
- tú habrías dado
- él/ella habría dado
- nosotros habríamos dado
- vosotros habríais dado
- ellos/ellas habrían dado
Imperatief
- jij verleen
- jullie verleent
Imperativo presente
- tú da
- vosotros dad