Vervoeging van inspireren
Onbepaalde wijs (infinitief): inspireren
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik inspireer
- jij inspireert
- hij/zij/het inspireert
- wij inspireren
- jullie inspireren
- zij inspireren
Présent
- je dicte
- tu dictes
- il/elle dicte
- nous dictons
- vous dictez
- ils/elles dictent
Onvoltooid verleden tijd
- ik inspireerde
- jij inspireerde
- hij/zij/het inspireerde
- wij inspireerden
- jullie inspireerden
- zij inspireerden
Indicatif imparfait
- je dictais
- tu dictais
- il/elle dictait
- nous dictions
- vous dictiez
- ils/elles dictaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geïnspireerd
- jij hebt geïnspireerd
- hij/zij/het heeft geïnspireerd
- wij hebben geïnspireerd
- jullie hebben geïnspireerd
- zij hebben geïnspireerd
Indicatif passé composé
- j'ai dicté
- tu as dicté
- il/elle a dicté
- nous avons dicté
- vous avez dicté
- ils/elles ont dicté
Voltooid verleden tijd
- ik had geïnspireerd
- jij had geïnspireerd
- hij/zij/het had geïnspireerd
- wij hadden geïnspireerd
- jullie hadden geïnspireerd
- zij hadden geïnspireerd
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais dicté
- tu avais dicté
- il/elle avait dicté
- nous avions dicté
- vous aviez dicté
- ils/elles avaient dicté
Toekomende tijd I
- ik zal inspireren
- jij zult inspireren
- hij/zij/het zal inspireren
- wij zullen inspireren
- jullie zullen inspireren
- zij zullen inspireren
Indicatif futur
- je dicterai
- tu dicteras
- il/elle dictera
- nous dicterons
- vous dicterez
- ils/elles dicteront
Toekomende tijd II
- ik zal geïnspireerd hebben
- jij zult geïnspireerd hebben
- hij/zij/het zal geïnspireerd hebben
- wij zullen geïnspireerd hebben
- jullie zullen geïnspireerd hebben
- zij zullen geïnspireerd hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai dicté
- tu auras dicté
- il/elle aura dicté
- nous aurons dicté
- vous aurez dicté
- ils/elles auront dicté
Conditionalis I
- ik zou inspireren
- jij zou inspireren
- hij/zij/het zou inspireren
- wij zouden inspireren
- jullie zouden inspireren
- zij zouden inspireren
Conditionnel présent
- je dicterais
- tu dicterais
- il/elle dicterait
- nous dicterions
- vous dicteriez
- ils/elles dicteraient
Conditionalis II
- ik zou hebben geïnspireerd
- jij zou hebben geïnspireerd
- hij/zij/het zou hebben geïnspireerd
- wij zouden hebben geïnspireerd
- jullie zouden hebben geïnspireerd
- zij zouden hebben geïnspireerd
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais dicté
- tu aurais dicté
- il/elle aurait dicté
- nous aurions dicté
- vous auriez dicté
- ils/elles auraient dicté
Imperatief
- jij inspireer
- jullie inspireert
Impératif
- tu dicte
- vous dictez