Vervoeging van optrekken
Onbepaalde wijs (infinitief): optrekken
				
				Er is helaas geen Franse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik trek op
 - jij trekt op
 - hij/zij/het trekt op
 - wij trekken op
 - jullie trekken op
 - zij trekken op
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik trok op
 - jij trok op
 - hij/zij/het trok op
 - wij trokken op
 - jullie trokken op
 - zij trokken op
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgetrokken
 - jij hebt opgetrokken
 - hij/zij/het heeft opgetrokken
 - wij hebben opgetrokken
 - jullie hebben opgetrokken
 - zij hebben opgetrokken
 
Voltooid verleden tijd
- ik had opgetrokken
 - jij had opgetrokken
 - hij/zij/het had opgetrokken
 - wij hadden opgetrokken
 - jullie hadden opgetrokken
 - zij hadden opgetrokken
 
Toekomende tijd I
- ik zal optrekken
 - jij zult optrekken
 - hij/zij/het zal optrekken
 - wij zullen optrekken
 - jullie zullen optrekken
 - zij zullen optrekken
 
Toekomende tijd II
- ik zal opgetrokken hebben
 - jij zult opgetrokken hebben
 - hij/zij/het zal opgetrokken hebben
 - wij zullen opgetrokken hebben
 - jullie zullen opgetrokken hebben
 - zij zullen opgetrokken hebben
 
Conditionalis I
- ik zou optrekken
 - jij zou optrekken
 - hij/zij/het zou optrekken
 - wij zouden optrekken
 - jullie zouden optrekken
 - zij zouden optrekken
 
Conditionalis II
- ik zou hebben opgetrokken
 - jij zou hebben opgetrokken
 - hij/zij/het zou hebben opgetrokken
 - wij zouden hebben opgetrokken
 - jullie zouden hebben opgetrokken
 - zij zouden hebben opgetrokken
 
Imperatief
- jij trek op
 - jullie trekt op