Vervoeging van vergeven
Onbepaalde wijs (infinitief): vergeven
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik vergeef
- jij vergeeft
- hij/zij/het vergeeft
- wij vergeven
- jullie vergeven
- zij vergeven
Présent
- je livre
- tu livres
- il/elle livre
- nous livrons
- vous livrez
- ils/elles livrent
Onvoltooid verleden tijd
- ik vergaf
- jij vergaf
- hij/zij/het vergaf
- wij vergaven
- jullie vergaven
- zij vergaven
Indicatif imparfait
- je livrais
- tu livrais
- il/elle livrait
- nous livrions
- vous livriez
- ils/elles livraient
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb vergeven
- jij hebt vergeven
- hij/zij/het heeft vergeven
- wij hebben vergeven
- jullie hebben vergeven
- zij hebben vergeven
Indicatif passé composé
- j'ai livré
- tu as livré
- il/elle a livré
- nous avons livré
- vous avez livré
- ils/elles ont livré
Voltooid verleden tijd
- ik had vergeven
- jij had vergeven
- hij/zij/het had vergeven
- wij hadden vergeven
- jullie hadden vergeven
- zij hadden vergeven
Indicatif plus-que-parfait
- j'avais livré
- tu avais livré
- il/elle avait livré
- nous avions livré
- vous aviez livré
- ils/elles avaient livré
Toekomende tijd I
- ik zal vergeven
- jij zult vergeven
- hij/zij/het zal vergeven
- wij zullen vergeven
- jullie zullen vergeven
- zij zullen vergeven
Indicatif futur
- je livrerai
- tu livreras
- il/elle livrera
- nous livrerons
- vous livrerez
- ils/elles livreront
Toekomende tijd II
- ik zal vergeven hebben
- jij zult vergeven hebben
- hij/zij/het zal vergeven hebben
- wij zullen vergeven hebben
- jullie zullen vergeven hebben
- zij zullen vergeven hebben
Indicatif futur antérieur
- j'aurai livré
- tu auras livré
- il/elle aura livré
- nous aurons livré
- vous aurez livré
- ils/elles auront livré
Conditionalis I
- ik zou vergeven
- jij zou vergeven
- hij/zij/het zou vergeven
- wij zouden vergeven
- jullie zouden vergeven
- zij zouden vergeven
Conditionnel présent
- je livrerais
- tu livrerais
- il/elle livrerait
- nous livrerions
- vous livreriez
- ils/elles livreraient
Conditionalis II
- ik zou hebben vergeven
- jij zou hebben vergeven
- hij/zij/het zou hebben vergeven
- wij zouden hebben vergeven
- jullie zouden hebben vergeven
- zij zouden hebben vergeven
Conditionnel passé (1ère forme)
- j'aurais livré
- tu aurais livré
- il/elle aurait livré
- nous aurions livré
- vous auriez livré
- ils/elles auraient livré
Imperatief
- jij vergeef
- jullie vergeeft
Impératif
- tu livre
- vous livrez