Vervoeging van verhelderen
Onbepaalde wijs (infinitief): verhelderen
Nederlands
Frans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het verheldert
- zij verhelderen
Présent
- il/elle explique
- ils/elles expliquent
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het verhelderde
- zij verhelderden
Indicatif imparfait
- il/elle expliquait
- ils/elles expliquaient
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft verhelderd
- zij hebben verhelderd
Indicatif passé composé
- il/elle a expliqué
- ils/elles ont expliqué
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had verhelderd
- zij hadden verhelderd
Indicatif plus-que-parfait
- il/elle avait expliqué
- ils/elles avaient expliqué
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal verhelderen
- zij zult verhelderen
Indicatif futur
- il/elle expliquera
- ils/elles expliqueront
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal verhelderd hebben
- zij zult verhelderd hebben
Indicatif futur antérieur
- il/elle aura expliqué
- ils/elles auront expliqué
Conditionalis I
- hij/zij/het zal verhelderen
- zij zullen verhelderen
Conditionnel présent
- il/elle expliquerait
- ils/elles expliqueraient
Conditionalis II
- hij/zij/het zal hebben verhelderd
- zij zullen hebben verhelderd
Conditionnel passé (1ère forme)
- il/elle aurait expliqué
- ils/elles auraient expliqué