Vervoeging van discharge
Onbepaalde wijs (infinitief): to discharge
36 alternatieve vertalingen
- absolveren
- afdanken
- afdrukken
- afgaan
- afmonsteren
- afrekenen
- afschieten
- afvuren
- afzetten
- beschieten
- bestoken
- dechargeren
- dispenseren
- droppen
- knallen
- kwiteren
- leeggooien
- leeglopen
- losbranden
- lossen
- ontheffen
- ontladen
- ontlasten
- ontslaan
- ontzetten
- paffen
- releveren
- royeren
- schieten
- uitladen
- uitlaten
- vervullen
- vrijpleiten
- vrijspreken
- vrijstellen
- vuren
Engels
Nederlands
Present
- I discharge
- you discharge
- he/she/it discharges
- we discharge
- you discharge
- they discharge
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik laad af
- jij laadt af
- hij/zij/het laadt af
- wij laden af
- jullie laden af
- zij laden af
Simple past
- I discharged
- you discharged
- he/she/it discharged
- we discharged
- you discharged
- they discharged
Onvoltooid verleden tijd
- ik laadde af
- jij laadde af
- hij/zij/het laadde af
- wij laadden af
- jullie laadden af
- zij laadden af
Present perfect
- I have discharged
- you have discharged
- he/she/it has discharged
- we have discharged
- you have discharged
- they have discharged
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb afgeladen
- jij hebt afgeladen
- hij/zij/het heeft afgeladen
- wij hebben afgeladen
- jullie hebben afgeladen
- zij hebben afgeladen
Past perfect
- I had discharged
- you had discharged
- he/she/it had discharged
- we had discharged
- you had discharged
- they had discharged
Voltooid verleden tijd
- ik had afgeladen
- jij had afgeladen
- hij/zij/het had afgeladen
- wij hadden afgeladen
- jullie hadden afgeladen
- zij hadden afgeladen
Future
- I will discharge
- you will discharge
- he/she/it will discharge
- we will discharge
- you will discharge
- they will discharge
Toekomende tijd I
- ik zal afladen
- jij zult afladen
- hij/zij/het zal afladen
- wij zullen afladen
- jullie zullen afladen
- zij zullen afladen
Future perfect
- I will have discharged
- you will have discharged
- he/she/it will have discharged
- we will have discharged
- you will have discharged
- they will have discharged
Toekomende tijd II
- ik zal afgeladen hebben
- jij zult afgeladen hebben
- hij/zij/het zal afgeladen hebben
- wij zullen afgeladen hebben
- jullie zullen afgeladen hebben
- zij zullen afgeladen hebben
Conditional present
- I would discharge
- you would discharge
- he/she/it would discharge
- we would discharge
- you would discharge
- they would discharge
Conditionalis I
- ik zou afladen
- jij zou afladen
- hij/zij/het zou afladen
- wij zouden afladen
- jullie zouden afladen
- zij zouden afladen
Conditional perfect
- I would have discharged
- you would have discharged
- he/she/it would have discharged
- we would have discharged
- you would have discharged
- they would have discharged
Conditionalis II
- ik zou hebben afgeladen
- jij zou hebben afgeladen
- hij/zij/het zou hebben afgeladen
- wij zouden hebben afgeladen
- jullie zouden hebben afgeladen
- zij zouden hebben afgeladen
Imperative
- you discharge
- you discharge
Imperatief
- jij laad af
- jullie laadt af