Vervoeging van bag
Onbepaalde wijs (infinitief): to bag
Engels
Nederlands
Present
- I bag
- you bag
- he/she/it bags
- we bag
- you bag
- they bag
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik krijg beet
- jij krijgt beet
- hij/zij/het krijgt beet
- wij krijgen beet
- jullie krijgen beet
- zij krijgen beet
Simple past
- I bagged
- you bagged
- he/she/it bagged
- we bagged
- you bagged
- they bagged
Onvoltooid verleden tijd
- ik kreeg beet
- jij kreeg beet
- hij/zij/het kreeg beet
- wij kregen beet
- jullie kregen beet
- zij kregen beet
Present perfect
- I have bagged
- you have bagged
- he/she/it has bagged
- we have bagged
- you have bagged
- they have bagged
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb beetgekregen
- jij hebt beetgekregen
- hij/zij/het heeft beetgekregen
- wij hebben beetgekregen
- jullie hebben beetgekregen
- zij hebben beetgekregen
Past perfect
- I had bagged
- you had bagged
- he/she/it had bagged
- we had bagged
- you had bagged
- they had bagged
Voltooid verleden tijd
- ik had beetgekregen
- jij had beetgekregen
- hij/zij/het had beetgekregen
- wij hadden beetgekregen
- jullie hadden beetgekregen
- zij hadden beetgekregen
Future
- I will bag
- you will bag
- he/she/it will bag
- we will bag
- you will bag
- they will bag
Toekomende tijd I
- ik zal beetkrijgen
- jij zult beetkrijgen
- hij/zij/het zal beetkrijgen
- wij zullen beetkrijgen
- jullie zullen beetkrijgen
- zij zullen beetkrijgen
Future perfect
- I will have bagged
- you will have bagged
- he/she/it will have bagged
- we will have bagged
- you will have bagged
- they will have bagged
Toekomende tijd II
- ik zal beetgekregen hebben
- jij zult beetgekregen hebben
- hij/zij/het zal beetgekregen hebben
- wij zullen beetgekregen hebben
- jullie zullen beetgekregen hebben
- zij zullen beetgekregen hebben
Conditional present
- I would bag
- you would bag
- he/she/it would bag
- we would bag
- you would bag
- they would bag
Conditionalis I
- ik zou beetkrijgen
- jij zou beetkrijgen
- hij/zij/het zou beetkrijgen
- wij zouden beetkrijgen
- jullie zouden beetkrijgen
- zij zouden beetkrijgen
Conditional perfect
- I would have bagged
- you would have bagged
- he/she/it would have bagged
- we would have bagged
- you would have bagged
- they would have bagged
Conditionalis II
- ik zou hebben beetgekregen
- jij zou hebben beetgekregen
- hij/zij/het zou hebben beetgekregen
- wij zouden hebben beetgekregen
- jullie zouden hebben beetgekregen
- zij zouden hebben beetgekregen
Imperative
- you bag
- you bag
Imperatief
- jij krijg beet
- jullie krijgt beet