Vervoeging van desolate
Onbepaalde wijs (infinitief): to desolate
				
				Engels
Nederlands
Present
- I desolate
 - you desolate
 - he/she/it desolates
 - we desolate
 - you desolate
 - they desolate
 
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik verlaat
 - jij verlaat
 - hij/zij/het verlaat
 - wij verlaten
 - jullie verlaten
 - zij verlaten
 
Simple past
- I desolated
 - you desolated
 - he/she/it desolated
 - we desolated
 - you desolated
 - they desolated
 
Onvoltooid verleden tijd
- ik verlaatte
 - jij verlaatte
 - hij/zij/het verlaatte
 - wij verlaatten
 - jullie verlaatten
 - zij verlaatten
 
Present perfect
- I have desolated
 - you have desolated
 - he/she/it has desolated
 - we have desolated
 - you have desolated
 - they have desolated
 
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb verlaat
 - jij hebt verlaat
 - hij/zij/het heeft verlaat
 - wij hebben verlaat
 - jullie hebben verlaat
 - zij hebben verlaat
 
Past perfect
- I had desolated
 - you had desolated
 - he/she/it had desolated
 - we had desolated
 - you had desolated
 - they had desolated
 
Voltooid verleden tijd
- ik had verlaat
 - jij had verlaat
 - hij/zij/het had verlaat
 - wij hadden verlaat
 - jullie hadden verlaat
 - zij hadden verlaat
 
Future
- I will desolate
 - you will desolate
 - he/she/it will desolate
 - we will desolate
 - you will desolate
 - they will desolate
 
Toekomende tijd I
- ik zal verlaten
 - jij zult verlaten
 - hij/zij/het zal verlaten
 - wij zullen verlaten
 - jullie zullen verlaten
 - zij zullen verlaten
 
Future perfect
- I will have desolated
 - you will have desolated
 - he/she/it will have desolated
 - we will have desolated
 - you will have desolated
 - they will have desolated
 
Toekomende tijd II
- ik zal verlaat hebben
 - jij zult verlaat hebben
 - hij/zij/het zal verlaat hebben
 - wij zullen verlaat hebben
 - jullie zullen verlaat hebben
 - zij zullen verlaat hebben
 
Conditional present
- I would desolate
 - you would desolate
 - he/she/it would desolate
 - we would desolate
 - you would desolate
 - they would desolate
 
Conditionalis I
- ik zou verlaten
 - jij zou verlaten
 - hij/zij/het zou verlaten
 - wij zouden verlaten
 - jullie zouden verlaten
 - zij zouden verlaten
 
Conditional perfect
- I would have desolated
 - you would have desolated
 - he/she/it would have desolated
 - we would have desolated
 - you would have desolated
 - they would have desolated
 
Conditionalis II
- ik zou hebben verlaat
 - jij zou hebben verlaat
 - hij/zij/het zou hebben verlaat
 - wij zouden hebben verlaat
 - jullie zouden hebben verlaat
 - zij zouden hebben verlaat
 
Imperative
- you desolate
 - you desolate
 
Imperatief
- jij verlaat
 - jullie verlaat