Vervoeging van neiger

Onbepaalde wijs (infinitief): neiger

vertaal alle vervoegingen
Vertaling: sneeuwen

Frans

Nederlands

Présent

  • il/elle neige

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het sneeuwt

Indicatif imparfait

  • il/elle neigeait

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het sneeuwde

Indicatif passé composé

  • il/elle a neigé

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft gesneeuwd

Indicatif plus-que-parfait

  • il/elle avait neigé

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had gesneeuwd

Indicatif futur

  • il/elle neigera

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal sneeuwen

Indicatif futur antérieur

  • il/elle aura neigé

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal gesneeuwd hebben

Conditionnel présent

  • il/elle neigerait

Conditionalis I

  • hij/zij/het zult sneeuwen

Conditionnel passé (1ère forme)

  • il/elle aurait neigé

Conditionalis II

  • hij/zij/het zult hebben gesneeuwd