Vervoeging van aanbelangen

Onbepaalde wijs (infinitief): aanbelangen

Vertaling: verkehren

Nederlands

Duits

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het belangt aan
  • zij belangen aan

Präsens Indikativ

  • er/sie/es verkehrt
  • sie verkehren

Onvoltooid verleden tijd

  • hij/zij/het belangde aan
  • zij belangden aan

Präteritum Indikativ

  • er/sie/es verkehrte
  • sie verkehrten

Voltooid tegenwoordige tijd

  • hij/zij/het heeft aanbelangd
  • zij hebben aanbelangd

Perfekt Indikativ

  • er/sie/es hat verkehrt
  • sie haben verkehrt

Voltooid verleden tijd

  • hij/zij/het had aanbelangd
  • zij hadden aanbelangd

Plusquamperfekt Indikativ

  • er/sie/es hatte verkehrt
  • sie hatten verkehrt

Toekomende tijd I

  • hij/zij/het zal aanbelangen
  • zij zult aanbelangen

Futur I Indikativ

  • er/sie/es wird verkehren
  • sie werden verkehren

Toekomende tijd II

  • hij/zij/het zal aanbelangd hebben
  • zij zult aanbelangd hebben

Futur II Indikativ

  • er/sie/es wird verkehrt haben
  • sie werden verkehrt haben

Conditionalis I

  • hij/zij/het zal aanbelangen
  • zij zullen aanbelangen

Futur I Konjunktiv II

  • er/sie/es würde verkehren
  • sie würden verkehren

Conditionalis II

  • hij/zij/het zal hebben aanbelangd
  • zij zullen hebben aanbelangd

Futur II Konjunktiv II

  • er/sie/es würde verkehrt haben
  • sie würden verkehrt haben

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van aanbelangen