Vervoeging van aangeven
Onbepaalde wijs (infinitief): aangeven
35 alternatieve vertalingen
- andeuten
- angeben
- ansagen
- anschwärzen
- anvertrauen
- anweisen
- anzeichnen
- anzeigen
- aushändigen
- deklarieren
- denunzieren
- einhändigen
- ergeben
- erklären
- erteilen
- erzeugen
- geben
- gestatten
- gewahren
- hervorbringen
- hinterbringen
- kennzeichnen
- machen
- markieren
- melden
- reichen
- spenden
- verabreichen
- verbringen
- verkünden
- verzollen
- weisen
- zeichnen
- zeigen
- zubringen
Nederlands
Duits
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik geef aan
- jij geeft aan
- hij/zij/het geeft aan
- wij geven aan
- jullie geven aan
- zij geven aan
Präsens Indikativ
- ich trage
- du trägst
- er/sie/es trägt
- wir tragen
- ihr tragt
- sie tragen
Onvoltooid verleden tijd
- ik gaf aan
- jij gaf aan
- hij/zij/het gaf aan
- wij gaven aan
- jullie gaven aan
- zij gaven aan
Präteritum Indikativ
- ich trug
- du trugst
- er/sie/es trug
- wir trugen
- ihr trugt
- sie trugen
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangegeven
- jij hebt aangegeven
- hij/zij/het heeft aangegeven
- wij hebben aangegeven
- jullie hebben aangegeven
- zij hebben aangegeven
Perfekt Indikativ
- ich habe getragen
- du hast getragen
- er/sie/es hat getragen
- wir haben getragen
- ihr habt getragen
- sie haben getragen
Voltooid verleden tijd
- ik had aangegeven
- jij had aangegeven
- hij/zij/het had aangegeven
- wij hadden aangegeven
- jullie hadden aangegeven
- zij hadden aangegeven
Plusquamperfekt Indikativ
- ich hatte getragen
- du hattest getragen
- er/sie/es hatte getragen
- wir hatten getragen
- ihr hattet getragen
- sie hatten getragen
Toekomende tijd I
- ik zal aangeven
- jij zult aangeven
- hij/zij/het zal aangeven
- wij zullen aangeven
- jullie zullen aangeven
- zij zullen aangeven
Futur I Indikativ
- ich werde tragen
- du wirst tragen
- er/sie/es wird tragen
- wir werden tragen
- ihr werdet tragen
- sie werden tragen
Toekomende tijd II
- ik zal aangegeven hebben
- jij zult aangegeven hebben
- hij/zij/het zal aangegeven hebben
- wij zullen aangegeven hebben
- jullie zullen aangegeven hebben
- zij zullen aangegeven hebben
Futur II Indikativ
- ich werde getragen haben
- du wirst getragen haben
- er/sie/es wird getragen haben
- wir werden getragen haben
- ihr werdet getragen haben
- sie werden getragen haben
Conditionalis I
- ik zou aangeven
- jij zou aangeven
- hij/zij/het zou aangeven
- wij zouden aangeven
- jullie zouden aangeven
- zij zouden aangeven
Futur I Konjunktiv II
- ich würde tragen
- du würdest tragen
- er/sie/es würde tragen
- wir würden tragen
- ihr würdet tragen
- sie würden tragen
Conditionalis II
- ik zou hebben aangegeven
- jij zou hebben aangegeven
- hij/zij/het zou hebben aangegeven
- wij zouden hebben aangegeven
- jullie zouden hebben aangegeven
- zij zouden hebben aangegeven
Futur II Konjunktiv II
- ich würde getragen haben
- du würdest getragen haben
- er/sie/es würde getragen haben
- wir würden getragen haben
- ihr würdet getragen haben
- sie würden getragen haben
Imperatief
- jij geef aan
- jullie geeft aan
Imperativ
- du trag(e)
- ihr tragt