Vervoeging van aangeven

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik geef aan
  • jij geeft aan
  • hij/zij/het geeft aan
  • wij geven aan
  • jullie geven aan
  • zij geven aan

Présent

  • je livre
  • tu livres
  • il/elle livre
  • nous livrons
  • vous livrez
  • ils/elles livrent

Onvoltooid verleden tijd

  • ik gaf aan
  • jij gaf aan
  • hij/zij/het gaf aan
  • wij gaven aan
  • jullie gaven aan
  • zij gaven aan

Indicatif imparfait

  • je livrais
  • tu livrais
  • il/elle livrait
  • nous livrions
  • vous livriez
  • ils/elles livraient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb aangegeven
  • jij hebt aangegeven
  • hij/zij/het heeft aangegeven
  • wij hebben aangegeven
  • jullie hebben aangegeven
  • zij hebben aangegeven

Indicatif passé composé

  • j'ai livré
  • tu as livré
  • il/elle a livré
  • nous avons livré
  • vous avez livré
  • ils/elles ont livré

Voltooid verleden tijd

  • ik had aangegeven
  • jij had aangegeven
  • hij/zij/het had aangegeven
  • wij hadden aangegeven
  • jullie hadden aangegeven
  • zij hadden aangegeven

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais livré
  • tu avais livré
  • il/elle avait livré
  • nous avions livré
  • vous aviez livré
  • ils/elles avaient livré

Toekomende tijd I

  • ik zal aangeven
  • jij zult aangeven
  • hij/zij/het zal aangeven
  • wij zullen aangeven
  • jullie zullen aangeven
  • zij zullen aangeven

Indicatif futur

  • je livrerai
  • tu livreras
  • il/elle livrera
  • nous livrerons
  • vous livrerez
  • ils/elles livreront

Toekomende tijd II

  • ik zal aangegeven hebben
  • jij zult aangegeven hebben
  • hij/zij/het zal aangegeven hebben
  • wij zullen aangegeven hebben
  • jullie zullen aangegeven hebben
  • zij zullen aangegeven hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai livré
  • tu auras livré
  • il/elle aura livré
  • nous aurons livré
  • vous aurez livré
  • ils/elles auront livré

Conditionalis I

  • ik zou aangeven
  • jij zou aangeven
  • hij/zij/het zou aangeven
  • wij zouden aangeven
  • jullie zouden aangeven
  • zij zouden aangeven

Conditionnel présent

  • je livrerais
  • tu livrerais
  • il/elle livrerait
  • nous livrerions
  • vous livreriez
  • ils/elles livreraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben aangegeven
  • jij zou hebben aangegeven
  • hij/zij/het zou hebben aangegeven
  • wij zouden hebben aangegeven
  • jullie zouden hebben aangegeven
  • zij zouden hebben aangegeven

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais livré
  • tu aurais livré
  • il/elle aurait livré
  • nous aurions livré
  • vous auriez livré
  • ils/elles auraient livré

Imperatief

  • jij geef aan
  • jullie geeft aan

Impératif

  • tu livre
  • vous livrez

Verwijzingen

Bekijk 4 definitie(s) van aangeven