Vervoeging van aanpassen
Onbepaalde wijs (infinitief): aanpassen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik pas aan
- jij past aan
- hij/zij/het past aan
- wij passen aan
- jullie passen aan
- zij passen aan
Present
- I test
- you test
- he/she/it tests
- we test
- you test
- they test
Onvoltooid verleden tijd
- ik paste aan
- jij paste aan
- hij/zij/het paste aan
- wij pasten aan
- jullie pasten aan
- zij pasten aan
Simple past
- I tested
- you tested
- he/she/it tested
- we tested
- you tested
- they tested
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb aangepast
- jij hebt aangepast
- hij/zij/het heeft aangepast
- wij hebben aangepast
- jullie hebben aangepast
- zij hebben aangepast
Present perfect
- I have tested
- you have tested
- he/she/it has tested
- we have tested
- you have tested
- they have tested
Voltooid verleden tijd
- ik had aangepast
- jij had aangepast
- hij/zij/het had aangepast
- wij hadden aangepast
- jullie hadden aangepast
- zij hadden aangepast
Past perfect
- I had tested
- you had tested
- he/she/it had tested
- we had tested
- you had tested
- they had tested
Toekomende tijd I
- ik zal aanpassen
- jij zult aanpassen
- hij/zij/het zal aanpassen
- wij zullen aanpassen
- jullie zullen aanpassen
- zij zullen aanpassen
Future
- I will test
- you will test
- he/she/it will test
- we will test
- you will test
- they will test
Toekomende tijd II
- ik zal aangepast hebben
- jij zult aangepast hebben
- hij/zij/het zal aangepast hebben
- wij zullen aangepast hebben
- jullie zullen aangepast hebben
- zij zullen aangepast hebben
Future perfect
- I will have tested
- you will have tested
- he/she/it will have tested
- we will have tested
- you will have tested
- they will have tested
Conditionalis I
- ik zou aanpassen
- jij zou aanpassen
- hij/zij/het zou aanpassen
- wij zouden aanpassen
- jullie zouden aanpassen
- zij zouden aanpassen
Conditional present
- I would test
- you would test
- he/she/it would test
- we would test
- you would test
- they would test
Conditionalis II
- ik zou hebben aangepast
- jij zou hebben aangepast
- hij/zij/het zou hebben aangepast
- wij zouden hebben aangepast
- jullie zouden hebben aangepast
- zij zouden hebben aangepast
Conditional perfect
- I would have tested
- you would have tested
- he/she/it would have tested
- we would have tested
- you would have tested
- they would have tested
Imperatief
- jij pas aan
- jullie past aan
Imperative
- you test
- you test